Waarom studeren sommige mbo 4-gediplomeerden niet door op het hbo terwijl ze dat eigenlijk wel zouden willen en kunnen? De redenen liggen overwegend in hun persoonlijke kenmerken en hun sociale omgeving, zo blijkt uit onderzoek door de Inspectie van het Onderwijs. Jan Ruigrok reageert op het rapport.

Wat opvalt in de onderzoeksuitkomsten: de sociaal-economische achtergrond van mbo-studenten speelt een minder grote rol in het keuzeproces dan vaak verondersteld.   
“Ieder kijkt uiteraard vanuit zijn eigen referentiekader naar de onderzoeksresultaten. De laatste jaren heb ik veel gewerkt op ROC’s en wat mij daarbij opvalt is de kwaliteit van de begeleiding die steeds meer gericht is op mogelijkheden en kansen van studenten. Studenten worden meer zelf aan het denken en het werk gezet dan pakweg zo’n 10 jaar geleden. Veel ROC’s werken er bewuster aan voor hun studenten een veiligere basis te zijn, een plek waar ze zich gesteund en uitgedaagd voelen en in zo’n sfeer is het makkelijker over – veronderstelde -  beperkingen te stappen. Ik werk zelf in mijn trainingen in het algemeen met enorm gemotiveerde mensen die hun leerlingen op een hele liefdevolle manier benaderen en hun ook meer zelf verantwoordelijkheid geven. Vaak zijn dat coördinatoren, begeleiders en andere mensen die ondersteunende taken hebben in het primair proces.”   
 
Het onderzoek legt bloot dat persoonlijke kenmerken als faalangst, examenstress, onzekerheid over eigen capaciteiten van invloed zijn bij het afzien van een opleiding in het hbo (‘zelfselectie’). Ook de sociale omgeving speelt een rol. Hoe kijk jij hiernaar?
“Ik spreek liever niet over persoonlijke kenmerken, maar zie het eerder als instituutskenmerken. In scholen waar de prestatie centraal staat en het jezelf leren kennen en op een gezonde manier samenleven op de tweede plaats komen, steken onzekerheid, stress en faalangst de kop op. Als je niet uitkijkt noem je dat persoonlijke kenmerken, waarmee de oorzaak ten onrechte bij de leerlingen of studenten wordt gelegd. Wanneer een school een werkelijk veilige basis is, vallen die kenmerken voor een heel groot deel weg.”
 
“Tegelijkertijd is het een hoopvol verhaal, want je zegt hiermee, dat het niet in de eerste plaats ligt aan wat die iemand in zijn leven is overkomen, maar veel meer aan de gedachten en overtuigingen die in je hoofd vorm krijgen. Je kunt je dus ontworstelen aan belemmerende factoren. Die zijn vaak simpeler dan je denkt een constructieve kant op te sturen omdat je daar zelf zoveel invloed op hebt. Voor Sartre bestaat vrijheid uit de keuze die je hebt om zelf te bepalen hoe je omgaat met wat het leven je heeft aangedaan.  Probeer die vrijheid maar eens te ontwikkelen!”
 
De  onderzoekers geven aan dat bij de aanpak van zelfselectie het vergroten van zelfvertrouwen van leerlingen een belangrijke factor is. Wat zouden scholen kunnen doen?
“Scholen bewegen op een lijn tussen doel- en zingerichtheid. Doelgerichte scholen zijn vooral prestatiegericht. Zingerichte scholen hebben oog voor de bedoeling van het leven: wat hebben we nodig om het met z’n allen goed te hebben, het beste uit onszelf en elkaar te halen en de wereld netjes over te dragen aan de volgende generaties? Wanneer de je focus meer op zingericht werken legt, relativeer je die nadruk op prestaties  waarmee de spanning en de faalangst verminderen en prestaties toenemen.”
 
Je begeleidt veel scholen en je spreekt  bewust niet over faalangst maar over ‘faalkracht’. Welke gedachte zit daarachter?
“Een van mijn stokpaardjes is: alles waar je aandacht aan besteedt wordt groter. Met het bestrijden van wat je niet wilt, roep je het juist op: faalangstdiagnoses leiden tot faalangstige leerlingen. (Anti-)pestcoördinatoren ontlenen hun bestaansrecht aan het feit dat er gepest wordt; als er niet meer gepest wordt, zijn ze hun baantje kwijt. De kunst is om met liefde en passie te werken aan dat wat je wél wilt: een fijne opleiding waar mensen zich fijn voelen en volop leren en waar ze wanneer het niet lekker loopt, leren hoe ze daar samen uit kunnen komen. Je ziet het trouwens ook in het rapport van de inspectie: ‘De  onderzoekers geven aan dat bij de aanpak van zelfselectie de focus meer moet gaan liggen op faalangst, vergroten van zelfvertrouwen en verminderen van examenstress.’ Twee van de drie aandachtspunten gaan over het bestrijden van wat ze niet willen. Blijf daarvan weg, en ga aan de slag met wat je wél wilt!’. 
 
 
Jan Ruigrok werkt op scholen aan het neerzetten en onderhouden van ‘de school als Veilige Basis’. Daarnaast is hij expert op het gebied van herstelrecht dat bij conflicten daders en slachtoffers met elkaar in gesprek brengt. Ook is Jan actief rond het thema faalkracht. Vanuit een - zoals hij het zelf noemt - "allergie voor etikettering" staat op zijn visitekaartje als functievermelding ‘interventieacrobaat’.