Marja Ruijterman

Ach, ik heb wel eens gedacht: als ik als kind had geweten dat mijn gedachten kracht hadden dan was me een hoop ellende bespaard gebleven. Op school werd het me niet geleerd. Mijn moeder was een positief denkster en die was zo krachtig dat ik me er klein bij voelde. Ze had niet de skills om me te leren hoe ik gedachten kon gebruiken.

Door Marja Ruijterman

Ik dacht mezelf klein en nietig en elke opmerking van de juf of de kinderen sloeg ik in me op en maakte het waar voor mezelf waardoor ik me ernaar ging gedragen. Stel nou dat ze me hadden verteld hoe gedachten werken. Dan had ik mezelf niet klein gedacht, had ik niet geloofd wat ze me zeiden en zou ik me veel krachtiger hebben gevoeld.

Het leven is eroverheen gegaan en op mijn drieëndertigste leerde ik hoe ik mijn gedachten kon gebruiken. Dat draaide mijn leven totaal om waardoor ik begon te genieten, te leren, mijn talenten te ontdekken en het leven lachte me toe. Sindsdien schrijf ik over de kracht van gedachten en geef ik er al jaren trainingen in en lezingen over.

Hoe kunnen we kinderen helpen?

Ten eerste door onszelf te helpen. Als je als ouder, juf of meester zelf niet genoeg zelfvertrouwen hebt dan geef je dat door aan de kinderen. Die reageren daarop door of hetzelfde gedrag over te nemen of door over je heen te lopen.

Wat ik heb geleerd, dat is ook makkelijk aan kinderen te leren, is dat elke gedachte iets doet met je lichaam. Als ik denk: ik heb geen zin vandaag, dan verslapt mijn lichaam direct. Mag ik wel eens denken hoor, daar niet van. Als we maar weten wat de consequenties van een gedachte zijn. Als je denkt: ik ben geen goede ouder, verslapt je lichaam ook en je straalt het uit. Dat voelt je kind en reageert op zijn/haar eigen wijze. Denken: oh, ik ben zo’n geweldig goede ouder, ter compensatie is weer overdreven. Zodra je denkt: wat is een gedachte waar ik meer aan heb?, schiet je meteen in een constructieve houding en voel je je beter. Dan ga je zelf aan de slag met zoeken naar een gedachte die je helpt.

Je kunt een test doen met kinderen. Laat ze hun arm recht vooruit houden. Dan oefen je een lichte druk op de onderarm uit. Zeg dat ze jouw hand naar boven drukken. Dat doe je nog een keer en dan zeg je: "Denk daarbij dat je het niet kan." Negen van de tien keer gaat de arm heel makkelijk naar beneden. Dan: "Denk dat je het makkelijk kan!" Zij voelen meer kracht en ze zullen natuurlijk niet de arm van een volwassene aankunnen maar je voelt wel hoe de arm van je kind sterker is. "Voel je hoe je kracht toeneemt als je denkt dat je iets wel kan?"

Ik doe deze oefening vaak met faalangstige volwassenen en ze zijn altijd verbaasd wat een verschil in kracht men ervaart. Zij geven het dan weer door aan hun kinderen. Heb het een aantal keer met kinderen gedaan en die zijn sneller van begrip dan volwassenen.

Een jongen van twaalf die gepest werd en gebogen over het schoolplein liep om maar niet gezien te worden had het snel door. Hij ging de volgende dag naar school. Liep rechtop, dacht: ik ben goed zoals ik ben, en ademde rustig in en uit. Hij voelde direct het verschil en als hij nu minachtende woorden naar zich toe geworpen kreeg, geloofde hij het niet meer. Al snel was de lol eraf voor de pesters.

Iemand zei tegen me: "Het zijn jouw gedachten dus jij kunt kiezen!" Dat was een enorme eyeopener. Natuurlijk kan ik mijn gedachten kiezen daar had ik nooit bij stilgestaan. Dat is wel oefenen want mijn gedachten dwaalden maar door me heen en zaten meestal onder in onderstaand rijtje.

Er zijn vijf soorten gedachten:

Noodzakelijke      Gedachten die we nodig hebben om te functioneren
Positieve              Gezellige, fijne, dagdromen, fantaseren enz.
Constructieve       Zoeken naar oplossingen
Verspilde              Malen, angst voor de toekomst, spijt van het verleden en alles herkauwen
Negatieve             Alles is zwaar, ingewikkeld, niemand deugd en jijzelf al helemaal niet.

Uit: ‘Geluk, ik kom er mijn bed niet voor uit!’ door Tijn Touber en Jacqueline Berg

Als we ons bewust zijn dat we te veel in de onderste twee zitten met onze gedachten kunnen we bedenken: hHoe vaak heb ik dit gedacht? Wat heb ik er aan gehad? Waar heb ik meer aan?
Die laatste gedachte brengt ons meteen in de constructieve modus en dat voelt anders.

Dat kun je ook oefenen met kinderen. Welke gedachte voelt naar? Welke gedachte voelt beter? Wel een voorbeeld gebruiken maar niet het antwoord voor het kind invullen. Anders zijn het niet de eigen gedachten maar die van jou. Veel gedachten die door ons heen vliegen over onszelf zijn gedachten of gezegdes van anderen. De kunst is je eigen gedachten te formuleren. Wat zijn je originele gedachten? Wat vind jij van jezelf? Wat wil jij bijdragen aan de wereld? Welke talenten heb je ontdekt?

Ook dat kun je heel simpel met kinderen bespreken.

Wel belangrijk om hier te vermelden is dat 'ik ga dit goed verwerken' als er iets naars is gebeurd een gouden gedachte is. Ieder verwerkt op de eigen manier en dat is een ander verhaal. Huilen is goed voor ons en praten over wat er is gebeurd helpt ook als iemand goed luistert.

Als je vaak genoeg oefent wordt het een tweede natuur. Nog een tip: als je je kinderen teveel coacht gaan ze het vervelend vinden. Dus coach met mate. Veel succes! 

© Nationale Onderwijsgids / Marja Ruijterman