Nieuw puzzelstukje in begrip van de relatie tussen dyslexie en taal leren

Dyslexie is goed te behandelen met intensief oefenen, maar de fundamentele oorzaak in de hersenen is onbekend. Merel van Witteloostuijn (UvA) wroette met haar promotieonderzoek in dat vraagstuk, dat onderdeel is van de grote vraag hoe een kind taal leert. Dit meldt de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).

Gemiddeld een tot twee kinderen per klas hebben last van dyslexie: de bekende stoornis waarbij lezen, spellen en schrijven moeizaam gaan. De koppeling tussen welke letter zij zien en welke klank daarbij hoort, gaat mis in de hersenen. Maar hoe? Daarover zijn verschillende hypothesen, waarvan Merel van Witteloostuijn er een onderzocht in haar promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam.
 

Moeite met statistisch leren?

Van Witteloostuijn: "Een van de ideeën over de oorzaak van dyslexie is dat het leren koppelen van letters en klanken tot stand komt door statistisch leren. Veel letters, en de bijbehorende klanken, komen vaak samen in vaste combinaties voor. Doordat je die combinaties vaak ziet en hoort, leer je de letters te koppelen aan klanken. Mijn vraag was of kinderen met dyslexie moeite hebben met statistisch leren, want deze onbewuste vorm van leren leek belangrijk bij taal en taalproblemen."
 

Drie spelletjes

Het zit toch anders, zo bleek: kinderen met en zonder dyslexie kunnen even goed statistisch leren, ook als het om een talige luisteropdracht gaat. Van Witteloostuijn liet kinderen tussen de acht en twaalf jaar met en zonder dyslexie drie spelletjes doen: twee waarbij ze een vaste volgorde in plaatjes moesten ontdekken (niet-talig) en één waarbij ze een vaste volgorde in gesproken woordjes in een verzonnen taal moesten ontdekken. Ze konden het allemaal even goed. Het verband tussen statistisch leren en dyslexie lijkt dus zwak of bestaat misschien helemaal niet.
 

Puzzelstukje binnen de fundamentele vraag

Dyslectici zijn weliswaar niet geholpen met dit resultaat, maar het is een puzzelstukje binnen de fundamentele vraag hoe dyslexie en taal leren in bredere zin eigenlijk werken. Het onderzoek maakt deel uit van het Vidi-project 'Regels zijn (taal)regels! Maar hoe leer je ze?' van Judith Rispens, hoogleraar Nederlandse taalkunde. Zij laat ook jongere kinderen de tests doen, en kijkt dan na een paar jaar of hun capaciteit om statistisch te leren voorspellende waarde heeft voor bijvoorbeeld dyslexie.
 
Merel van Witteloostuijn promoveert op 18 juni aan de Universiteit van Amsterdam. 
 
Door: Nationale Onderwijsgids