Normal_women-s-hands-with-euro-banknotes-and-a-wallet-2024-09-16-08-00-34-utc

Kinderen van ouders met een hoog inkomen hebben in Nederland aanzienlijk meer kans om later zelf ook financieel succesvol te worden. Dat blijkt uit promotieonderzoek van econoom Sander de Vries aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Op basis van recente CBS-data onderzocht hij hoe het inkomen van ouders doorwerkt in het leven van hun kinderen, en hoe Nederland zich daarin verhoudt tot andere landen. Dit meldt het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek).

De Vries analyseerde gegevens van mensen die tussen 1980 en 1989 zijn geboren en vergeleek hun inkomenspositie rond hun dertigste tot veertigste levensjaar met die van hun ouders. Hieruit bleek dat het verband tussen ouderlijk en eigen inkomen in Nederland sterker is dan in veel andere westerse landen. Alleen in landen als Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Italië ligt de mate van ongelijkheid op een vergelijkbaar niveau.

Grote rol voor inkomen bij uitersten inkomensverdeling

Opvallend is volgens De Vries vooral wat er gebeurt aan de onder- en bovenkant van de inkomensverdeling. Bij gezinnen met lage inkomens blijkt een kleine verbetering van het ouderlijk inkomen al een relatief groot effect te hebben op het latere inkomen van hun kinderen. Aan de bovenkant is dit effect nog sterker: kinderen van de meest vermogende ouders hebben gemiddeld een aanzienlijk hoger inkomen dan kinderen uit iets minder rijke gezinnen. De studie maakt inzichtelijk hoe financiële voorsprong generaties lang doorwerkt.

Voor zijn analyses gebruikte De Vries ten minste vijf jaar aan inkomensgegevens van zowel ouders als hun volwassen kinderen. Door het inkomen over een langere periode te meten en te focussen op een latere levensfase, probeert hij een nauwkeuriger beeld te schetsen dan onderzoeken die zich beperken tot jongvolwassenen. Eerder onderzoek zou daardoor volgens hem de mate van ongelijkheid onderschatten, met name bij hoger opgeleiden.

Opleidingsniveau nog ongelijker verdeeld dan inkomen

De onderzoeksresultaten laten zien dat ook het opleidingsniveau sterk samenhangt met familieachtergrond. Kinderen uit de meest kansrijke gezinnen volgen gemiddeld meer dan 17 jaar onderwijs, terwijl kinderen uit de minst kansrijke gezinnen vaak onder de 12 jaar blijven. Dat verschil heeft directe gevolgen voor hun mogelijkheden op de arbeidsmarkt en hun maatschappelijke positie.

Naast inkomen en opleidingsniveau keek De Vries naar bredere familiekenmerken, zoals het vermogen van ouders, hun gezondheid en gezinssamenstelling. Deze factoren versterken de ongelijkheid verder. Zo blijken kinderen uit de 0,5 procent rijkste gezinnen gemiddeld een jaarlijks bruto-inkomen te hebben dat 140.000 euro hoger ligt dan dat van kinderen uit de armste 0,5 procent.

Kwetsbare kinderen vaak meervoudig benadeeld

De Vries wijst erop dat kinderen uit gezinnen met lage inkomens vaker met meerdere vormen van achterstand opgroeien. Zij hebben vaker te maken met jonge of gescheiden ouders, minder ouderlijke scholing, gezondheidsproblemen binnen het gezin en in sommige gevallen zelfs met strafrechtelijke achtergrond. Volgens de onderzoeker is het daarom noodzakelijk dat beleid gericht op kansengelijkheid niet alleen kijkt naar inkomen of opleiding, maar ook naar bredere sociale omstandigheden binnen gezinnen.

Door: Nationale Onderwijsgids / Fleur Zomer