Normal_school__klas__docent

De Geschillencommissie passend onderwijs (GPO) heeft in een zaak over een verwijdering van een leerling met syndroom van Down in het regulier basisonderwijs geoordeeld dat deze verwijdering rechtmatig was. De ondersteuning van de school aan de leerling was “onevenredig belastend” geworden. Dit meldt Onderwijsgeschillen.

Een moeder van een leerling met syndroom van Down had de commissie gevraagd te oordelen over de verwijdering van haar kind van een reguliere school na een schooltijd van vier jaar in groep 1/2. Zij was van mening dat dit niet rechtmatig was en deed daarmee een beroep op de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ) en het VN-Verdrag inzake de rechten van personen van een handicap. 
 
De school echter gaf aan niet meer te kunnen voorzien in de ondersteuningsbehoefte van de leerling: Zij was ruim een jaar niet op school geweest door een medische behandeling. De school verwees de leerling naar een school voor speciaal onderwijs. 
 
De Geschillencommissie passend onderwijs vindt in deze zaak dat de ondersteuning die de school zou moeten geven aan de leerling “onevenredig belastend” is geworden: ondanks intensieve één-op-één-begeleiding en speciale leermethodes ontwikkelde de leerling zich onvoldoende. De WGBH/CZ biedt geen onbegrensd recht op regulier basisonderwijs. En het VN-verdrag levert geen onmiddellijk en afdwingbaar recht op tussen burgers jegens een schoolbestuur, aldus de commissie
 
De Commissie oordeelt dan ook dat de school in redelijkheid heeft kunnen besluiten de leerling te verwijderen. Door een school voor speciaal onderwijs te zoeken voor de leerling heeft de school ook aan de zorgplicht voldaan.
 
Door: Nationale Onderwijsgids