Logo_nji__logo__jeugdinstituut

Van de jongeren die praktijkonderwijs hebben gevolgd vindt slechts een deel meteen een baan. De overige jongeren blijven in veel gevallen onderwijs volgen. Ook voor leerlingen uit het speciaal onderwijs is er vaak niet meteen werk. Zij zitten bovendien vaker thuis met een Wajong-uitkering ten opzichte van de jongeren uit het praktijkonderwijs, blijkt uit onderzoek van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI): 'De weg naar werk. Jongeren uit speciaal- en praktijkonderwijs'. Dat meldt Divosa.

Het NJI deed op verzoek van Cedris onderzoek naar jongeren in het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en het praktijkonderwijs (pro). Daarbij is gekeken naar schoolverlaters die in de periode 2010-2013 van school gingen. Het aantal van hen dat in 2014 werk had of in en leertraject zat is ook meegenomen. Bij het onderzoek is samengewerkt met het ministerie van SZW en Divosa. De rapportage van dat onderzoek is een nulmeting waarbij de stand van zaken vóór de invoering van de Participatiewet is opgenomen.

Uit het onderzoek blijkt onder meer dat 36 procent van de schoolverlaters uit 2010 in 2014 werk had. Een kwart van hen volgt nog steeds onderwijs. Wat betreft de leerlingen uit het speciaal onderwijs is de groep die nog steeds naar school gaat groter: 30 tot 50 procent. Van schoolverlaters die in 2010 uit het speciaal onderwijs kwamen, werkte in 2014 circa 16 procent. Ook is het aantal jongeren met een Wajong-uitkering in deze groep hoger. Opvallend is verder dat een groeiend aantal scholieren – van beide schooltypen – in de loop der tijd noch werk heeft, noch naar school gaat. Dit geldt gemiddeld voor ongeveer 30 tot 45 procent van deze jongeren

Over de gegevens van na de Participatiewet in 2015 komt later meer duidelijkheid. Een vergelijkbaar onderzoek over die periode wordt in opdracht van Cedris naar verwachting in 2018 en 2019 uitgevoerd.

Door: Redactie Nationale Onderwijsgids