Normal_taalonderwijs

Volgens het kabinet mag geen enkel kind meer opgroeien in een taalarme omgeving en mensen die moeite hebben met lezen, schrijven en communiceren moeten in het hele land terecht kunnen voor taalscholing. Het kabinet wil dat huisartsen, consultatiebureaus, peuterspeelzalen en scholen beter taalachterstanden gaan signaleren. Minister Bussemaker (OCW), Minister Asscher (SZW) en staatssecretaris Van Rijn (VWS) trekken voor de aanpak van taal voor de periode 2016-2018 samen €18 miljoen per jaar uit. Met het actieplan ‘Tel mee met Taal’ willen de bewindspersonen dat minstens 45000 mensen hun taalbeheersing flink verbeteren en dat van een miljoen kinderen in de basisschoolleeftijd de taalvaardigheid en het leesplezier toeneemt. 

Een van de oorzaken van de toename van het aantal laaggeletterden is de vergrijzing; met het ouder worden neemt de taalvaardigheid af. Ook groeien nog teveel kinderen op in gezinnen waar ouders weinig met hun kinderen praten en vrijwel geen boeken en kranten worden gelezen. Hierdoor beginnen zij vaak met een beperkte woordenschat aan de basisschool. Reden voor het kabinet om alles op alles te zetten om de groep laaggeletterden niet verder te laten groeien. Deze extra investering is een aanvulling op ander kabinetsbeleid, bijvoorbeeld in het regulier (taal)onderwijs, en ondersteunt een vitale leescultuur.

Nederland behoort tot de landen met het laagste percentage laaggeletterden. Toch heeft 1 op de 9 Nederlanders tussen de 16 en 65 jaar moeite met lezen, schrijven en communiceren. Dat maakt hen onnodig kwetsbaar in de samenleving en zorgt vaak voor schaamte, een slechtere gezondheid en minder kansen op de arbeidsmarkt. Veel van deze mensen kunnen bijvoorbeeld geen bijsluiters van medicijnen lezen, of zijn niet in staat een sollicitatiebrief te schrijven. Met een betere taalbeheersing zouden zij minder moeite hebben om een baan te vinden en daardoor minder lang van een uitkering afhankelijk zijn. Zij zouden dan zelf eenvoudige kinderboeken aan hun eigen kinderen of kleinkinderen kunnen voorlezen; dat is nu vaak te hoog gegrepen. En veel beter digitaal uit de voeten kunnen.

Herkenbare taalpunten in bibliotheken, wijkcentra of regionale opleidingscentra moeten meer mensen met een taalachterstand koppelen aan taalmaatjes, zodat de toegang tot een taalcursus eenvoudiger wordt. Programma’s als BoekStart gaan meer jonge gezinnen verder op weg helpen om (voor)lezen en boeken als vast onderdeel in de ontwikkeling van kinderen te zien. In zo’n 100 gemeenten zorgt de VoorleesExpress ervoor dat gezinnen waarvan de ouders een lage taalvaardigheid hebben, wekelijks een voorlezer op bezoek krijgen om de taalontwikkeling kinderen te stimuleren.

© Nationale Onderwijsgids