Normal_kind5

Met het landelijke ICT-systeem waarin hulpverleners – van leraren tot artsen en agenten – onderling risicosignalen over kinderen moeten uitwisselen blijken nauwelijks 'nieuwe' probleemkinderen opgespoord te worden. De zogenoemde Verwijsindex Risicojongeren blijkt veel te ruimte criteria en verschillende interpretaties te hanteren, concludeert gezondheidswetenschapper Inge Lecluijze in haar promotieonderzoek. Dat meldt de Volkskrant.

Vijf jaar geleden was de index het antwoord op verschillende drama's in de Jeugdzorg waarbij hulpverleners te laat ingrepen. In die betreffende zaken werkten professionals langs elkaar heen en wisten niet van elkaars bestaan. Met het systeem worden hulpverleners geacht een melding te doen als zij risico's zien voor de gezonde ontwikkeling van een kind. Wanneer twee hulpverleners deze jongere registreren, maakt de verwijsindex een 'match'.

Lecluijze heeft de afgelopen jaren de invoering van de index gevolgd en concludeert onder andere dat het ICT-systeem de hulpverleners nauwelijks nieuwe relevante informatie oplevert. Volgens de promovenda is het zeer de vraag of de meerwaarde opweegt tegen de tijd en het geld dat de verwijsindex kost. Een van de problemen waar in de index tegenaan gelopen wordt is dat in verschillende beroepsgroepen totaal anders wordt gedacht over wat een 'risicokind' is. “Een leraar op een basisschool interpreteert dat anders dan bijvoorbeeld een jongerenwerker in een achterstandsbuurt die dagelijks tieners veel ziet drinken of drugs gebruiken”, verklaart de onderzoekster.

Door de overheid zijn een aantal criteria opgesteld waarmee professionals kunnen toetsen of een risico moet worden gemeld. Deze criteria gaan van een van school gestuurd kind tot een krappe woning. Volgens de onderzoekster zijn de criteria zo ruim geformuleerd dat bijna ieder kind als risico zou moeten worden geregistreerd. Daarnaast zouden de meeste ouders en kinderen de index helemaal niet kennen. “Het is verplicht ouders te informeren, maar dat kan ook al door enkele algemene zinnen op te nemen in de schoolgids”, aldus Lecluijze. 

© Nationale Onderwijsgids