Artikel 23: wat houdt vrijheid van onderwijs eigenlijk precies in?

Artikel 23 van de Nederlandse Grondwet is de afgelopen tijd regelmatig in het nieuws geweest met betrekking tot discussies over discriminatie in het onderwijs. Ook in de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen neemt dit artikel een prominente plek in. Het artikel gaat over het recht op vrijheid van onderwijs in Nederland. Maar wat houdt dat eigenlijk precies in en waarom leidt het momenteel tot zoveel frictie in de politiek? Wij zetten het voor je op een rijtje.

In november vorig jaar was artikel 23 korte tijd een veelbesproken onderwerp. In de Tweede Kamer werd toen naar aanleiding van een artikel in Trouw gesproken over het afschaffen van een toelatingsverklaring die sommige reformatorische scholen hanteren. In het artikel vertelden twee homoseksuele jongeren dat hun ouders een ‘identiteitsverklaring’ van de reformatorische school waar zij heengingen moesten ondertekenen waarin een homoseksuele leefwijze werd afgewezen. Als de verklaring niet werd ondertekend, konden de leerlingen geweigerd worden. Het hanteren van een dergelijke toelatingsverklaring blijkt op meer scholen voor te komen. 
 
Minister Slob (ChristenUnie) raakte in opspraak toen hij stelde dat scholen homoseksualiteit mogen afkeuren en leerlingen op grond hiervan mogen weigeren, zolang deze scholen toezien op een veilig leerklimaat voor alle leerlingen. Volgens de minister hebben scholen op grond van de vrijheid van onderwijs (artikel 23) en de vrijheid van godsdienst het recht om een dergelijke verklaring te vragen. Andere politici wezen de minister op het grondwettelijke verbod op discriminatie. Slob erkende dat er sprake was van “een spanningsveld”.
 
De situatie heeft tot een tweedeling geleid in de Tweede Kamer; sommige partijen willen dat artikel 23 wordt aangepast en dat scholen een acceptatieplicht krijgen, terwijl andere partijen artikel 23 in diens huidige hoedanigheid willen behouden. De grootste politieke partijen besteden ook aandacht aan deze kwestie in hun verkiezingsprogramma’s. Maar wat staat er nou eigenlijk precies in artikel 23?
 

Vrijheid van onderwijs

Artikel 23 van de Grondwet bestaat sinds 1917 en bepaalt dat we in Nederland vrijheid van onderwijs hebben én dat de overheid zorgt voor het onderwijs. Het grondwetsartikel legt vast dat iedereen onderwijs mag geven, maar dat alle scholen onder toezicht van de overheid staan. Daarnaast bepaalt artikel 23 dat we twee soorten onderwijs hebben: openbaar en bijzonder. Het openbaar onderwijs is voor iedereen toegankelijk, “met eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging”, en elke gemeente moet voldoende openbaar lager onderwijs aanbieden. Onder het bijzonder onderwijs verstaan we scholen die vanuit een bepaalde ideologie of (geloofs)overtuiging zijn opgericht, zoals christelijke scholen en islamitische scholen. Deze scholen krijgen dezelfde overheidsfinanciering als openbare scholen, maar kennen een vrijheid van richting. De eisen waar het openbare en bijzondere onderwijs aan moeten voldoen staan vastgelegd in de wet. 
 
Bij de identiteitsverklaring die sommige scholen van ouders eisen botsen artikel 23 en artikel 1, waarin staat vastgelegd dat discriminatie verboden is. Om discriminatie door scholen in de toekomst te voorkomen willen veel partijen artikel 23 aanpassen en een acceptatieplicht invoeren. Vooral de christelijke partijen, maar ook de PVV, het Forum voor Democratie en DENK, willen dat artikel 23 blijft bestaan. 
 
Door: Nationale Onderwijsgids
Bronnen: De Nederlandse Grondwet, Trouw, NOS, ANP, Onderwijsraad, verkiezingsprogramma’s politieke partijen