Normal_schoolbord_schoolkrijt_school

Het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs is sinds 1900 gestegen van 13 duizend tot bijna een miljoen leerlingen nu. Het aantal leerlingen nam vooral toe door het verlengen van de leerplicht, de toename van het aantal 12- tot 18-jarigen in de bevolking en de invoering van de Mammoetwet. Gedurende de twintigste eeuw veranderde het voortgezet onderwijs ook steeds meer van elite-onderwijs naar onderwijs voor velen. Dit maakt het CBS vandaag, de nationale Dag van de Leerplicht, bekend.

In 1900 werd de leerplicht voor 6- tot 12-jarigen ingevoerd. In de daaropvolgende decennia werd de leerplicht met telkens een levensjaar verlengd. Bij de invoering van het basisonderwijs in 1985 werden kinderen verplicht al vanaf hun vijfde onderwijs te volgen. Door deze maatregelen steeg vooral het aantal leerlingen in het primair onderwijs. Sinds 2007 zijn jongeren die nog geen startkwalificatie, minimaal een havo/vwo- of mbo-2 diploma, hebben behaald, verplicht om tot hun  achttiende verjaardag onderwijs te blijven volgen.

Vooral de verlenging van de leerplicht voor jongeren tot 15 en 16 jaar in 1969 en 1975 zorgde, samen met de babyboom van na de Tweede Wereldoorlog en de invoering van de Mammoetwet, voor meer leerlingen in het voortgezet onderwijs. De maatregelen daarna leidden niet meer tot een toename van het aantal leerlingen. Daarna bleef het aantal jongeren dat naar de middelbare school ging op zo'n 80 procent steken. Latere maatregelen zorgden wel voor een toename van het aantal leerlingen in het middelbaar beroepsonderwijs.

Gedurende de twintigste eeuw veranderde het voortgezet onderwijs steeds meer van elite-onderwijs naar onderwijs voor velen. In 1900 bezochten één op de vijftig jongeren een school voor voortgezet onderwijs. Tegenwoordig zijn dat er vier op de vijf. Het aantal meisjes, kinderen uit lagere sociale milieus en allochtonen nam in het voortgezet onderwijs steeds verder toe. Allochtonen en kinderen uit gezinnen met een lager inkomen zijn nog wel ondervertegenwoordigd op de havo en het vwo, maar op deze hogere onderwijsniveaus zitten inmiddels meer meisjes dan jongens.

Het schooljaar 1968/’69 was een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van het aantal leerlingen in het voorgezet onderwijs. In dat schooljaar trad de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) in werking, beter bekend als de Mammoetwet. Bestaande onderwijssoorten als MULO, MMS en HBS werden vervangen door mavo, havo en atheneum, waarbij het atheneum een jaar langer duurde dan de HBS en werd samengevoegd met het gymnasium in het huidige vwo. Uitstel van studiekeuze door introductie van algemene leerjaren (brugklassen) had onder andere tot doel het effect van het sociaal milieu waaruit de jongere kwam te verminderen. Mede doordat leerlingen konden stapelen – van mavo naar havo en havo naar vwo –  verbeterde de doorstroom binnen het voortgezet onderwijs. Doordat het lager beroepsonderwijs voortaan ook tot het voortgezet onderwijs werd gerekend en de leerplichtperiode werd opgehoogd, steeg het aantal leerlingen in één klap met in totaal 318 duizend jongeren.

© Nationale Onderwijsgids