In 1989 is in Nottingham het Paediatric Cochlear Implant Programme gestart. Hierin worden medische, audiologische, oorheelkundige en orthopedagogische gegevens verzameld over de behandeling van doven met cochleaire implantaten. Een cochleair implantaat is een elektronische prothese die geluid omzet in elektrische pulsen die de gehoorzenuw stimuleren.

Met een CI kunnen personen die geen of nog maar een beperkt restgehoor bezitten opnieuw klanken, geluiden en spraak waarnemen. Sue Archbold analyseerde de resultaten, die gedurende twee decennia zijn verkregen, van behandeling met cochleaire implantaten bij kinderen.

Ze gaat tijdens haar promotie aan de Radboud Universiteit in op de beperkingen van oudsher in de mogelijkheden van het dovenonderwijs en plaatst tegen die achtergrond de opkomst van de verbeteringen in de technologie van de cochleaire implantaten. Ze presenteert onder meer korte- en langetermijnresultaten over de vooruitgang in taal- en spraakvaardigheid en schoolprestaties bij jonge kinderen met een cochleair implantaat.

Archbold onderzocht ook hoe ouders de behandeling van hun kind ervaren. Zij geven aan dat door het implantaat het zelfvertrouwen en de communicatieve vaardigheden van hun kind toenemen. Ouders onderstrepen dat centra zeer ervaren moeten zijn in de behandeling met cochleaire implantaten, en dat er regelmatig controles moeten zijn op een goede afstelling van het implantaat.

Ouders zijn zeer tevreden over de behandeling van hun kind met een cochleair implantaat, maar maken zich ook zorgen hoe het met hun kind op de lange termijn zal gaan.