Universiteit Utrecht leidt grote samenwerking naar broeikasgasemissies

Onder leiding van de Universiteit Utrecht gaan zeventien organisaties de komende vier jaar de detectie en meting van alle belangrijke broeikasgassen in acht Europese landen verbeteren. De nieuwe inzichten zijn van vitaal belang om zowel de bestrijding van broeikasgassen als de emissierapporten van de landen te verbeteren, die jaarlijks op verzoek van de Verenigde Naties worden samengesteld. Het project, PARIS genaamd, kreeg 6 miljoen euro vanuit het financieringsprogramma Horizon Europe. Dat meldt de Universiteit Utrecht.

Eens per jaar stellen het RIVM en partners een National Inventory Report voor Nederland samen voor de Verenigde Naties. Dit rapport bevat een overzicht van alle belangrijke broeikasgasemissies en is een vereiste voor alle 198 landen die lid zijn van het United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC): het moederverdrag van het Akkoord van Parijs uit 2015. Tot deze leden behoren de acht deelnemende landen aan dit project: Nederland, Duitsland, Hongarije, het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland, Italië, Noorwegen en Ierland.

PARIS

PARIS (PRocess Attribution of Regional EmISsions) wil deze verplichte inventarisatierapporten verbeteren. Doel is om nieuwe methoden te ontwikkelen die de uitstoot van broeikasgassen, zoals kooldioxide, methaan en distikstofoxide, in een land opsporen en kwantificeren aan de hand van atmosferische waarnemingen. Daarnaast wil PARIS nieuwe schattingen maken van de uitstoot van F-gassen, en van aërosolen van organische stoffen en zwarte koolstof. "We willen weten waar de deeltjes vandaan komen en hoe groot de emissies zijn", zegt projectleider Thomas Röckmann, hoogleraar Atmosferische Fysica en Chemie aan de Universiteit Utrecht.

Wiskundige modellen 

De huidige methoden waarmee de nationale inventarisatierapporten worden opgesteld, zijn gebaseerd op wiskundige modellen. Deze modellen maken gebruik van de kennis van uitstoot van broeikasgassen in verschillende sectoren. Bijvoorbeeld: onderzoekers bepalen hoeveel methaan een koe uitstoot en vervolgens tellen ze alle koeien in het land bij elkaar op om de totale emissie te bepalen. "Deze zogenaamde bottom-up methoden zijn een nuttige eerste schatting, vooral in landen als Nederland waar goede statistische informatie beschikbaar is", betoogt Röckmann. "Ze kunnen echter leiden tot onder- of overschatting van emissies, vooral in landen met minder robuuste statistische informatie. En omdat er simpelweg verschillen zijn tussen de emissies van koeien in intensieve en kleinschalige landbouw."

Meten van gassen in de atmosfeer 

PARIS wil deze bottom-up methoden combineren met top-down methoden: het daadwerkelijk meten van gassen in de atmosfeer. Met behulp van die metingen en atmosferische modellen kunnen onderzoekers bepalen wat de hoeveelheid uitstoot van gassen is in verschillende gebieden. "Deze atmosferische meettechnieken zijn de laatste jaren flink verbeterd en we hebben het punt bereikt waarop ze kunnen worden toegepast en gecombineerd", voegt Röckmann eraan toe. "Onze partners in Zwitserland en het VK gebruiken al informatie van de top-down benadering in hun emissierapporten. Met PARIS willen we dit ook in andere EU-landen gaan doen."

De top-down methoden controleren als het ware de resultaten uit de bottom-up technieken. Een proces dat zijn nut al heeft bewezen: in het VK brachten atmosferische gegevens een verkeerde aanname aan het licht die in de berekeningen was verwerkt. Uit de gegevens bleek dat het VK de uitstoot van een krachtig broeikasgas dat in airconditioners van auto's wordt gebruikt, met ongeveer honderd procent had overschat.

Klimaatverandering 

Dankzij PARIS worden de nationale inventarisatieverslagen nauwkeuriger. De nauwkeurige gegevens helpen de deelnemende landen om hun acties om uitstoot tegen te gaan te optimaliseren. Vervolgens maken de metingen het mogelijk om het effect van deze acties en beleidsmaatregelen te monitoren. Röckmann besluit: "We werken nauw samen met de inventarisatieteams en onze bevindingen gaan direct mee in de jaarlijkse rapporten. Ik ben ervan overtuigd dat ons onderzoek daarom maximaal effect zal hebben in de deelnemende landen en dat we klimaatverandering helpen tegengaan."

Door: Nationale Onderwijsgids