Normal_kov

Door de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) gaat vanaf 1 januari 2018 het nodige veranderen in de kinderopvang. Een kwaliteitsslag wordt gemaakt, maar daarmee stijgen ook de kosten. Gaan de tarieven in de kinderopvang vanaf 2018 drastisch omhoog? En wat zijn de gevolgen voor ondernemers door de nieuwe wet? Heidy Knol, directeur van de Brancheorganisatie Kinderopvang, geeft antwoorden. 

De wet IKK, die nieuwe en hogere eisen stelt aan het kwaliteitsbeleid van de kinderopvang, deed in de sector enorm veel stof opwaaien. Er werd gevreesd voor een nieuwe crisis toen bleek dat de werkelijke kosten voor het uitvoeren van de wet een stuk hoger lagen dan in eerste instantie werd gedacht. Er zullen hierdoor bedrijven failliet gaan, zo betoogde de Brancheorganisatie Kinderopvang in het voorjaar van 2017.

Is het extra geld van de overheid genoeg?
De overheid dacht de kosten te kunnen dekken door het maximumuurtarief, het bedrag dat de overheid maximaal vergoedt voor de kosten van kinderopvang per uur, in 2018 met 0,27 euro te verhogen naar 7,45 euro. Mocht een kinderopvangorganisatie een hoger bedrag vragen dan 7,45 euro, dan betalen ouders het verschil. De verhoging van het maximumuurtarief kost 83 miljoen euro per jaar. (*)

Maar uit berekeningen van onderzoeksbureau Buitenhek, dat in opdracht van brancheorganisatie Kinderopvang onderzoek deed naar de effecten van IKK, blijkt dat de uitgaven door IKK veel hoger liggen. Het maximumuurtarief zou volgens Buitenhek op 7,71 euro moeten liggen en daarmee komen de kosten uit op 135 miljoen euro per jaar. Dat is ruim 50 miljoen meer dan de overheid had berekend. 

Uitstel van grote kostenpost
De overheid besloot aan het begin van de zomer in te grijpen. “In de nieuwe wet zat één maatregel die de kosten heel sterk deed stijgen en die is gelukkig met een jaar uitgesteld”, vertelt Heidy Knol. Ze doelt op verscherping van de beroepskracht-kindratio, zoals dat in vaktermen wordt genomend. Aanvankelijk zouden opvangcentra vanaf 1 januari 2018 één medewerker per drie baby's op de opvang moeten hebben. Nu ligt de verhouding nog op één op vier. De invoering van die maatregel is echter uitgesteld naar 1 januari 2019. Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid schreef in een brief aan de Tweede Kamer dat hij kinderopvangcentra voldoende tijd wil geven om alle kwaliteit verhogende maatregelen in te voeren en hun bedrijfsvoering daarop aan te passen. 

Knol: “Aangezien je minder baby’s per medewerker mag, kunnen ondernemers deze maatregel op twee manieren oplossen. Of je zet meer personeel in of je vangt minder kinderen op in je onderneming. Het ene kost geld, het andere omzet. Deze maatregel is met een jaar uitgesteld en daarmee stijgen de kosten voor ondernemers in 2018 minder hard dan wij in het voorjaar hadden voorspeld.”

Veel andere maatregelen om de kwaliteit van de kinderopvang te verhogen, gaan wel op 1 januari 2018 in. Er komt bijvoorbeeld meer aandacht voor de ontwikkeling van kinderen. Zo krijgen alle kinderen een mentor. Ook moeten alle medewerkers in de kinderopvang en op de peuterspeelzalen goed Nederlands kunnen spreken. Voor hen komen er taaleisen.

Lees ook: wat gaat er precies veranderen in de kinderopvang?

Komen er alsnog financiële problemen in 2019?
Uitstel van veranderingen in de beroepskracht-kindratio lijkt uitstel van de problemen naar 2019. Gaan kinderopvangcentra niet alsnog in de problemen komen? Knol: “Het geeft ondernemers in ieder geval wat meer tijd en ruimte om te bedenken wat ze gaan doen aan de maatregel. Ook kan het ministerie onderzoek doen. Ik verwacht dat het onderzoek geen ander beeld laat zien dan het onderzoek van Buitenhek. In 2018 kunnen we opnieuw met het ministerie om tafel om te kijken of er toch nog extra compensatie mogelijk is.”

Waar Knol blij is met uitstel van de veranderingen in de bkr, spuien anderen kritiek. Gjalt Jellesma van BOinK, de belangenvereniging van ouders in de kinderopvang, zei in vakblad Management Kinderopvang het jammer te vinden dat de veranderingen in de bkr niet al in 2018 worden ingevoerd. In zijn ogen is in de politiek nooit iets zeker en kan van alles veranderen bij een volgend kabinet. Volgens hem was dit het ultieme moment om een kwaliteitsslag te maken.

Knol beweert dat veranderingen in de bkr in 2018 een grote bedreiging waren geweest voor kleine organisaties. “Je moet niet vergeten dat we een enorme crisis achter de rug hebben met veel faillissementen. De organisaties die uit deze crisis zijn gekomen, zijn nog niet echt aangesterkt. Veranderingen in de bkr zouden een enorme klap zijn geweest voor deze organisaties.”

Zorgen om de toekomst?
De vraag is of kinderopvangcentra zich zorgen maken over hun toekomst, ook met alle andere maatregelen in IKK die op komst zijn. “De grootste angel zat echt wel bij de bkr”, reageert Knol. “Ook andere maatregelen zijn kostenverhogend. Die worden deels gecompenseerd in de maximumuurprijs. De vraag is of dat toereikend gaat zijn. De praktijk zal dat uitwijzen. De gevolgen van andere maatregelen zijn natuurlijk per ondernemer weer anders. Er zijn organisaties die zeggen dat ze van de 21 maatregelen al 18 uitvoeren. Voor anderen is het allemaal nieuw.”

Ouders die hun kind naar de dagopvang willen brengen, gaan door IKK vermoedelijk meer betalen. Dat het tarief naar verwachting bij veel kinderopvangcentra omhoog gaat komt niet alleen door IKK, maar volgens Knol ook door stijgende loon- en huurkosten en inflatie.

‘Vinkjeslijst’
De kinderopvang gaat hoe dan ook een spannende tijd tegemoet. Dit geldt ook voor de GGD, die op een andere manier toezicht moet gaan houden. Door Brancheorganisatie Kinderopvang, die een belangrijke rol speelt in de ondersteuning van de kinderopvangcentra, wordt daarom met bovengemiddelde interesse gekeken naar de controle van de nieuwe wet.

Knol: “In Nederland heeft de GGD wettelijk de taak om toezicht te houden. Iedere locatie wordt minimaal één keer per jaar geïnspecteerd. Dat hebben we best goed geregeld met elkaar, maar als de regels veranderen, moet het toezicht dat ook doen. Het toezicht bestaat nu vooral uit een ‘vinkjeslijst’. Heb je dit document op orde? Dan krijg je een vinkje. Het idee is dat ook het toezicht naar een hoger niveau gaat. De GGD moet dan in gesprek met de ondernemer en onder meer kijken naar de pedagogische kwaliteit. Dat gaat een hele spannende ontwikkeling zijn.”

(*) rectificatie: Per abuis stonden in het artikel onjuiste tarieven vermeldt. Het tarief in 2017 is 7,18 euro en wordt 7,45 euro (niet 7,50 euro). Een verhoging van 0,27 cent in plaats van 0,32 cent.

© Nationale Onderwijsgids / Frank Molema