Wanneer geprobeerd wordt leerachterstanden bij jonge kinderen te voorkomen of weg te werken is het van belang daarbij ook de ouders actief te betrekken. Toch gebeurt dat vaak niet. Dat betoogt Judi Mesman in haar oratie aan de Universiteit Leiden op vrijdag 24 september.

Mesman houdt haar oratie bij gelegenheid van haar aanstelling als hoogleraar Onderwijs en opvoeding in de multiculturele samenleving aan de Leidse universiteit.

In haar oratie laat Mesman zien hoe hoger opgeleide ouders in Nederland bijdragen aan het schoolsucces van hun kinderen door hen cognitief te stimuleren. Hierbij is kwaliteit nog belangrijker dan kwantiteit.

Bij lager opgeleide ouders is die stimulans er veel minder of niet en dit is één van de redenen waarom een laag opleidingsniveau vaak van generatie op generatie wordt doorgegeven.

Relatief veel allochtone gezinnen vallen binnen deze laagopgeleide groep. Hun opleidingsniveau stijgt weliswaar langzaam maar blijft nog ver achter bij dat van autochtone Nederlanders.

Investeren in ouders
Mesman stelt dat kinderen uit kwetsbare groepen niet alleen op school extra ondersteuning moeten krijgen, maar dat ook voor de ouders van deze kinderen begeleiding bij de opvoeding beschikbaar moet zijn om de onderwijskansen van de kinderen te vergroten.

Een andere weg om het opleidingsniveau van kinderen van lager opgeleiden omhoog te brengen is: investeren in het opleidingsniveau van de ouders. Dit kan bijdragen aan verbetering van opvoedingsvaardigheden en daarmee aan betere onderwijskansen voor kinderen.

Van verreweg de meeste programma's is niet duidelijk of ze werkelijk bijdragen aan de onderwijskansen van jonge kinderen uit kwetsbare groepen. Mesman betoogt dat dit onacceptabel is en er veel meer aandacht zou moeten zijn voor formele toetsing van programma's voorafgaand aan implementatie.

Lees ook: Aanpak taalachterstand bij kinderen vaak niet effectief