Onderwijspersoneel is vrij behoudend voor wat betreft het experimenteren met andere tijden in het onderwijs. Dat blijkt uit een enquête die CNV Onderwijs heeft gehouden onder haar leden. De resultaten zijn op 21 april gepresenteerd op het congres van de vrouwengroep over Andere Tijden in Onderwijs.

Ruim 1300 respondenten gaven hun mening over de verschillende modellen van andere tijden: het vijf gelijke dagen model, het bioritme model en het 7 tot 7 model. Zij deden dit zowel vanuit hun positie als onderwijspersoneel als vanuit hun positie als ouder van hun kind(eren).

Modellen
De meeste steun krijgt het vijf gelijke dagen model. 35% van de respondenten vindt dit model prettiger of is neutraal. Beide andere modellen krijgen minder steun. Het werken in lestijden die zijn aangepast aan het bioritme vindt slechts 19% prettiger of is neutraal. Werken in schoolvakanties en in plaats daarvan op andere momenten vrij zijn vindt 28% van de respondenten wel aantrekkelijk. Voor het blok gezet om te kiezen voor één van de drie modellen spreekt 78% zich uit voor het vijf gelijke dagen model, 8,8% voor het bioritme model en 8,1% voor het 7 tot 7 model. Dit ligt anders voor het OOP zonder lesgevende taken; van deze groepering kiest een derde voor het 7 tot 7 model.    

Continurooster en TSO
Niet alle onderwijspersoneel is tevreden over de huidige regeling van de tussenschoolse opvang. Een derde heeft daar veel tot erg veel last van. Maar over het alternatief van een continurooster is men nog veel minder te spreken. Bijna 60% meent dat leraren sterk dan wel erg sterk worden geconfronteerd met de nadelige gevolgen als scholen werken met een continurooster. In de enquête werd vaak gewezen op het belang van voldoende echte pauzes voor het personeel. 

Als ouder
Vanuit hun positie als ouder van hun eigen kinderen zijn de respondenten met kinderen iets positiever, vooral voor het vijf gelijke dagen model. Bijna 40% van de respondenten met kinderen is van mening dat dit model beter is voor hun kinderen.