Normal_lezen2343

Leessnelheid blijkt voor een groot deel erfelijk te zijn. Goed lezende ouders zorgen voor de erfelijke aanleg van hun kinderen, maar laten hun kinderen ook opgroeien tussen de boeken waardoor lezen meer gestimuleerd wordt. Dat blijkt uit een leesonderzoek van de Universiteit van Amsterdam en de University of Oxford dat uitgevoerd werd onder ruim 1.200 bezoekers van wetenschapsmuseum NEMO. Dat meldt Science Live.

Kinderen lijken in leessnelheid redelijk op hun ouders, wat vooral komt door de genen die ouders doorgeven. Dit houdt in dat kinderen van ouders met dyslexie een groter genetisch risico op dyslexie hebben. Vaders en moeders leken wel op elkaar in hun opleidingsniveau, maar nauwelijks in hun leesniveau.

In de klassen zijn ook grote verschillen te zien in de leessnelheid van kinderen. Kinderen met dyslexie lezen maar half zo snel als hun goed lezende klasgenoten, terwijl ze hetzelfde onderwijs krijgen. Het verschil in aanbod is wel te zien bij de kinderen thuis. Goede lezers blijken vaak op te groeien met volle boekenkasten thuis, zien hun ouders vaker lezen en worden ook vaker voorgelezen. De onderzoekers toonden voor het eerst aan dat er sprake is van een zogeheten 'gen-omgevingscorrelatie': ouders die zelf goed lezen geven hun kinderen hun genetische aanleg voor goede leesvaardigheid door, maar stimuleren lezen ook meer. Het verband tussen thuisomgeving en leesvaardigheid komt dus vooral door de genen, concluderen de onderzoekers.

Het onderzoek werd uitgevoerd in 2011, 2012 en 2013 in NEMO. De bezoekers, zowel ouders als kinderen, moesten hiervoor verschillende testen afleggen. Zo moesten ze in één minuut tijd zoveel mogelijk woorden oplezen van een leeskaart. Daarnaast vulden ze vragenlijsten in over de thuisomgeving. Met de kennis dat de meeste opvoedingseffecten eigenlijk gemaskeerde genetische effecten zijn, kunnen nieuwe methoden voor het verbeteren van leesvaardigheid worden ontworpen.

Door: Redactie Nationale Onderwijsgids