Logo_varkey_gems

Volgens nieuw onderzoek waarderen Nederlanders het beroep van leraar na Griekenland hoger dan in enig ander Europees land waarin de studie werd uitgevoerd, met uitzondering van Griekenland. 

Deze bevinding staat te lezen in de Varkey GEMS Global Teacher Status Index 2013 (wereldwijde statusindex voor leraren), de eerste poging ooit om de houding tegenover leraren in 21 verschillende landen met elkaar te vergelijken.  Nederland eindigde bovenin het midden van de index - als achtste van in totaal 21 landen. Ons land is ook hoger uitgekomen dan andere landen met een vergelijkbaar BBP, zoals Zwitserland of de VS. Deze hoge status van leraren correspondeert met de leerresultaten in Nederland, aangezien ook de PISA- en TIMMS-scores net iets hoger uitkomen dan het landengemiddelde.

De Global Teacher Status Index is geschreven door Peter Dolton, Professor Economie aan de Universiteit van Sussex en Dr Oscar Marcenaro-Gutierrez, buitengewoon hoogleraar aan de faculteit voor statistiek en econometrie van de Universiteit van Malaga en is gebaseerd op een diepgravende opiniepeiling door Populus in 21 landen. Vervolgens zijn de landen op basis van de resultaten gerangschikt en in een index geplaatst. Er zijn telkens duizend respondenten ondervraagd in Brazilië, China, Tsjechië, Egypte, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Israël, Italië, Japan, Nederland, Nieuw-Zeeland, Portugal, Turkije, Singapore, Zuid-Korea, Spanje, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
Volgens deze index hebben leraren de hoogste status in China en de laagste status in Israël. De index laat zien dat China, Zuid-Korea, Turkije, Egypte en Griekenland meer respect hebben voor hun leraren dan alle andere Europese en Angelsaksische landen.

De enquête liet verder zien, dat de respondenten in Nederland weinig respect hebben voor schoolhoofden vergeleken met andere landen - we stonden hiermee helemaal onderaan de index, net boven Brazilië. Dit is opmerkelijk – in de meeste landen staan hoofdleraren veel hoger aangeschreven dan gewone leraren van de lagere en de middelbare school.
In de 21 genoemde landen is het publiek onder andere gevraagd hoe het vak van onderwijzer wordt gezien in vergelijking met andere beroepen, of men vindt dat leraren een correct inkomen hebben, of mensen hun eigen kinderen zouden stimuleren om leraar te worden en in hoeverre mensen denken dat leerlingen respect hebben voor hun leraren. Ook zijn er vragen gesteld over de houding van mensen ten opzichte van onderwijzers op de lagere school, leraren van de middelbare school en schooldirecteuren. Bovendien werd de algemene indruk die men van het onderwijssysteem als geheel heeft onderzocht. Ten slotte is er gekeken naar de vraag of onderwijsbonden teveel macht hebben wat betreft de beloning en de arbeidsvoorwaarden van leraren.

Er hebben al veel vergelijkende studies van het onderwijs plaatsgevonden, zoals de onderwijsstudie 'Programme for International Student Assessment' (PISA) en het jaarlijks uitgevoerde 'Education at a Glance' allebei van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD). Maar dit is de eerste keer dat er een wereldwijde vergelijkende studie van de status van leraren heeft plaatsgevonden.

Belangrijkste bevindingen - Nederland:

1. In Nederland wordt het beroep van leraar hoger gewaardeerd dan in enig ander Europees land waarin de studie werd uitgevoerd, met uitzondering van Griekenland.
2. Nederland geeft zijn eigen onderwijssysteem een redelijk hoog cijfer – hiermee eindigde het als vierde op de lijst met alleen Zwitserland, Finland en Singapore boven zich.
3. In Nederland toonden de respondenten weinig respect voor schoolhoofden vergeleken met andere landen - het eindigde helemaal onderaan de index, net boven Brazilië. Dit is opmerkelijk – in de meeste landen staan hoofdleraren veel hoger aangeschreven dan gewone leraren van de lagere en de middelbare school.
4. In Nederland wordt de status van leraren gezien als het meest vergelijkbaar met die van maatschappelijk werkers, zoals gebruikelijk in de meeste Europese landen.
5. Rond 45% van de mensen in Nederland vond dat scholieren geen respect hebben voor leraren – veel meer dan de mensen die dachten dat de leerlingen wel respect hebben voor leraren. Dit is vergelijkbaar met veel andere Europese landen.
6. Meer dan 60% van de Nederlanders zijn voor een prestatiegerelateerde beloning voor leraren.
7. Er zijn duidelijk meer mensen in Nederland die vinden dat de onderwijsbonden meer invloed moeten hebben (ruim 40%) op de betaling en de voorwaarden dan mensen die vinden dat deze minder invloed zouden moeten hebben (minder dan 10%). Dit percentage mensen dat voor meer invloed van de bonden is, is hoger dan in welk ander Europees land ook, met uitzondering van Finland.
8. Bij de vraag wat een redelijk salaris voor een leraar zou zijn, kwam de gemiddelde schatting bij de Nederlanders goed overeen met de werkelijke salarissen die leraren betrekken.

Belangrijkste bevindingen - Internationaal:

1. In alle 21 onderzochte landen is er veel steun voor het idee om leraren te betalen op basis van de resultaten van hun leerlingen. In alle landen waren meer dan 59% van de mensen voor een prestatiegerelateerde beloning.

2. Tweederde van de landen vinden dat de beroepsstatus van leraren het meest overeenkomt met die van maatschappelijk werkers. In de Verenigde Staten, Brazilië, Frankrijk en Turkije vinden de mensen echter dat leraren nog het meest op bibliotheekmedewerkers lijken. En alleen in China vergelijken de mensen leraren met artsen.

3. Er zijn grote verschillen tussen de onderzochte landen omtrent de vraag of ouders hun kinderen aan zouden moedigen om leraar te worden. Terwijl vijftig procent van de ouders in China dit zouden aanmoedigen, geldt dit slechts voor acht procent van de ondervraagden in Israël. Over het algemeen geldt, dat in landen waar leraren in hoger aanzien staan, men zijn kinderen ook eerder aanraadt om dit beroep te kiezen.

4. In heel Europa is men pessimistischer over het respect van de leerlingen voor leraren dan in Azië en het Midden-Oosten. In de meeste Europese landen waar het onderzoek is uitgevoerd, was het percentage respondenten dat negatief dacht over het respect van kinderen voor leraren hoger, dan het percentage dat hier positief over dacht. Heel anders dan in China, waar 75% van de respondenten dachten dat scholieren leraren wel respecteren.

5. Het vertrouwen dat men heeft in leraren was in alle landen voldoende tot goed. Het gemiddelde punt voor het vertrouwen dat men in leraren heeft, was een 6.3 en in geen enkel land gaf men minder dan een 5 (op een schaal van 10 mogelijke punten). In Finland en Brazilië heeft men het meeste vertrouwen in zijn leraren en het minste vertrouwen in leraren heeft men in Israël, Zuid-Korea, Egypte en Japan. Er blijkt geen statistisch verband te bestaan tussen hoe goed een onderwijssysteem scoort volgens de PISA-studie en hoeveel vertrouwen de bevolking in zijn leraren heeft.

6. In de 21 deelnemende landen waren de meningen verdeeld ten aanzien van de invloed van onderwijsbonden op de beloning en de arbeidsvoorwaarden van leraren. In het Verenigd Koninkrijk en in veel Europese landen zijn er meer mensen voor een grotere invloed van de bonden op de betaling en de arbeidsvoorwaarden dan mensen die vinden dat deze minder invloed zouden moeten hebben. In landen waar de laatste jaren veel protesten van het onderwijzend personeel hebben plaatsgevonden – zoals in Japan, Griekenland, Frankrijk en de Verenigde Staten - vindt echter het grootste gedeelte van de mensen dat onderwijsbonden teveel invloed hebben.

7. Wereldwijd zijn er aanzienlijke verschillen in de status van leraren. Er is echter geen duidelijke correlatie aan te wijzen tussen de status van leraren gemeten in deze index en de leerresultaten van studenten in een land. Wel is er een verband tussen de betaling van leraren en de leerresultaten van scholieren. 

© Nationale Onderwijsgids