Het VN-Verdrag voor de Rechten van het Kind draagt bij aan de verbetering van de rechten van kinderen over de hele wereld. Ondanks de kritiek dat dit verdrag een westerse uitvinding zou zijn en niet toepasbaar is op kinderrechten in ontwikkelingslanden, blijkt dat ook deze landen veel verbondenheid voelen met dit VN-verdrag.

Dit stelt prof.dr. Karin Arts in haar oratie Coming of Age in a World of Diversity? An Asessment of the UN Convention on the Rights of the Child, waarmee ze op donderdag 18 november 2010 het ambt van hoogleraar Internationaal Recht en Ontwikkeling aanvaardt in het International Institute of Social Studies, onderdeel van de Erasmus Universiteit Rotterdam.

In het VN-Verdrag voor de Rechten van het Kind staan verplichtingen voor overheden over de leefsituatie en ontwikkeling van kinderen. Deze week viert het verdrag de 21e verjaardag; een mooie gelegenheid voor Arts om te onderzoeken over het verdrag is uitgegroeid tot een internationaal kinderrechtenregime.

Voor zowel Westerse landen als ontwikkelingslanden wordt het VN-Verdrag als basis gezien om kinderrechten te verbeteren. Het verdrag blijkt goed te functioneren in allerlei sociale, politieke en economische situaties.

Natuurlijk zijn er nog veel verbeteringen mogelijk, zowel in het verdrag zelf als in de naleving ervan. Arts stelt dat het verdrag moet worden verrijkt met een klachtenprocedure en dat er meer middelen moeten komen om het verdrag te kunnen uitvoeren. Bovendien moeten landen zich onvoorwaardelijk inzetten voor de bescherming en bevordering van alle kinderrechten.

Want niet alleen in ontwikkelingslanden, ook in een land als Nederland worden de rechten niet altijd nageleefd