Toelichting bij toezicht op handhaving van de urennorm in voortgezet onderwijs

De Inspectie van het Onderwijs begrijpt dat er vragen zijn over hoe er wordt omgegaan met de urennorm in het voortgezet onderwijs. Het toezicht is niet anders dan voor de coronacrisis. Scholen moeten zich houden aan de urennorm. Besturen zijn daarbij niet gehouden aan het onmogelijke. De inspectie zal in het toezicht de ingrepen van het bestuur/de school per situatie en rekening houdend met de context beoordelen. Dit meldt de Inspectie van het Onderwijs.

De inspectie kijkt in de eerste plaats naar de kwaliteit van het onderwijs die de leerlingen krijgen. Als die onder de maat is, dan zijn scholen en besturen verplicht dit te herstellen. Is dat herstel onvoldoende dan kan de inspectie bekostiging opschorten of de minister adviseren een aanwijzing te geven. Het aantal uren is een van de dingen waar de inspectie naar kijkt en dat dot de inspectie vaak pas als er vragen zijn over de kwaliteit.
 
Uitgangspunt is dat scholen zich altijd aan de urennorm houden. Lukt dat niet dan gaat de inspectie eerst na hoe dat komt, welke keuzes zijn gemaakt en hoe dit door een bestuur wordt verantwoord. Is die verantwoording onvoldoende dan kan de inspectie handhaven. Het hangt dus van de concrete situatie af.
 
De wettelijke kaders voor onderwijstijd in het voortgezet onderwijs worden bepaald door de politiek, de wetgever, en gaan uit van een urennorm voor de hele opleiding (vmbo, havo, vwo) in plaats van een urennorm per leerjaar en per leerling. Elke aan de school ingeschreven leerling moet een programma kunnen volgen van tenminste 3700 uur voor het vmbo, 4700 uur voor de havo of 5700 uur voor het vwo. Scholen mogen de uren naar eigen inzicht over alle leerjaren verspreiden, zolang leerlingen maar minimaal 189 dagen per jaar onderwijs krijgen. Dit geeft scholen ruimte voor maatwerk en flexibiliteit in het inzetten van uren met als uitgangspunt dat de kwaliteit is gewaarborgd.
 
Door: Nationale Onderwijsgids