Prestaties van leerlingen in het Nederlandse basis- en voortgezet onderwijs zijn al jaren van hoog niveau. Maar het kan beter, zo stellen NWO-onderzoekers aan de Universiteit Twente. Onderwijsvernieuwers zouden daarom moeten kijken naar vroege keuzes die leerlingen moeten maken en de doorstroming naar hogere onderwijsvormen.

De laatste jaren is het beeld ontstaan dat het met het Nederlandse onderwijs bergafwaarts gaat. Er bestaan internationale vergelijkingen waarin Nederland op sommige vakgebieden minder goed presteert. Maar volgens de Twentse onderwijskundigen Scheerens, Luyten en Van Ravens rechtvaardigen deze onderzoeken niet het algemene beeld dat het slecht gaat. Zij legden verschillende nationale en internationale studies over onderwijskwaliteit uit de laatste 15 jaar naast elkaar. In Europa scoren Nederlandse leerlingen nog steeds (ver) boven het gemiddelde. Dit geldt ook voor allochtone leerlingen. Mondiaal liggen de prestaties iets lager, mede door de hoge scores van landen als Japan, Singapore, Korea en Taiwan.

Minder kinderen naar speciaal onderwijs
De recente kritiek in politiek en media op de kwaliteit van het onderwijs is vooral gericht op het voortgezet onderwijs. Maar juist daar hebben de onderzoekers geen significante achteruitgang van de onderwijskwaliteit gevonden.
Binnen het basisonderwijs richt de kritiek zich vooral op het rekenen, waar inderdaad een lichte achteruitgang te zien is. De cijfers wijzen echter ook op een (lichte) achteruitgang van de leesvaardigheid. Deze mindere prestaties kunnen het gevolg zijn van het feit dat in Nederland steeds minder kinderen naar speciaal onderwijs gaan.

Te vroege selectie
Opvallend is dat er in het Nederlandse onderwijs in vergelijking tot andere Europese landen extreem veel verschillende vormen van voortgezet onderwijs bestaan ('stratificatie'). Er zijn vooral veel opleidingen die direct tot bepaalde beroepen leiden. Bovendien moeten leerlingen al vroeg richtingkeuzes maken. Meestal zijn dit een indicatoren voor slechtere prestaties en meer ongelijkheid. De hoge mate van stratificatie en selectiviteit in het Nederlandse onderwijs belemmeren doorstroming naar hogere vormen van voortgezet onderwijs en deelname aan het hoger onderwijs. Ten opzichte van andere landen met een sterk gedifferentieerd stelsel doet Nederland het nog relatief goed.

Meer grip op onderwijsverbetering en -ondersteuning
Een ander punt van zorg is de relatief grote autonomie op scholen, zeggen de onderzoekers. Er zou meer ruimte moeten zijn voor gestructureerde inbreng door deskundigen bij verbeteringsprogramma's. Ook moet er volgens de onderzoekers kritisch onderzoek worden gedaan naar de effectiviteit van onderwijsondersteuning. Hieraan wordt 1 miljard euro per jaar besteed zonder dat er systematisch evaluatie plaatsvindt.
De reviewstudie 'Perspectieven op onderwijskwaliteit' is uitgevoerd door Jaap Scheerens, Hans Luyten en Jan van Ravens (allen onderzoekers van het onderzoeksinstituut IBR van de Universiteit Twente) in opdracht van de Programmaraad voor het Onderwijsonderzoek (PROO), onderdeel van NWO.

Over NWO
De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) is dé nationale wetenschapsfinancier en heeft tot taak het wetenschappelijke onderzoek in Nederland te laten excelleren via nationale competitie. Jaarlijks geeft NWO ruim 700 miljoen euro uit aan subsidies voor toponderzoek en toponderzoekers, vernieuwende instrumenten en apparatuur, en aan instituten waar toponderzoek wordt bedreven. NWO financiert het onderzoek van ruim 5300 getalenteerde wetenschappers aan universiteiten en instellingen. Selectie door middel van peer review is in handen van onafhankelijke deskundigen. NWO bevordert de overdracht van kennis naar de maatschappij.