Het gaat goed met de jongeren in Nederland. Ze voelen zich goed, beoordelen hun sociale situatie positief en vinden dat ze een aangenaam leven leiden. Daar staat tegenover dat zij nog altijd veel risicogedrag vertonen, zoals roken, drinken en ongezonde eetgewoonten.

Dat blijkt uit het landelijke HBSC-onderzoek (Health Behaviour in School-aged Children) onder 11- tot 16-jarige scholieren. Het rapport, dat is geschreven door onderzoekers van de Universiteit Utrecht, Trimbos-instituut en het SCP, wordt vandaag in Den Haag aangeboden aan VWS-minister Edith Schippers.

Het is voor de derde keer dat Nederland aan het HBSC-onderzoek deelneemt. In vergelijking met eerdere meetmomenten (2001 en 2005) zijn de veranderingen in het welzijn en het gedrag van de jongeren vrijwel allemaal positief.

Samengevat rapporteren jongeren iets gezondere eetgewoonten, ervaren zij de relatie met hun vader positiever, wordt er minder gepest op scholen, en zijn de jongste groepen minder gaan drinken en roken. Als jongeren echter eenmaal beginnen met drinken, ontwikkelen ze snel een stevig drinkgedrag.

"De 15- en 16-jarigen drinken nog net zo veel als een aantal jaren geleden - en dat is nog steeds veel te veel", zo stelt hoofdonderzoeker Wilma Vollebergh van de Universiteit Utrecht.

Risicogroepen
Groepen die het relatief minder goed doen zijn de kinderen uit de lagere opleidingsniveaus, het VMBO, en kinderen die niet bij beide ouders opgroeien.

"VMBO'ers hebben bijna over de hele linie een problematischer profiel dan jongeren afkomstig uit de hogere opleidingsniveaus", licht Vollebergh toe. Zij ervaren bijvoorbeeld meer psychosomatische klachten, eten minder gezond, bewegen minder, en roken en drinken meer.

Ook beoordelen zij de relatie met hun ouders minder positief. De verschillen tussen de opleidingsniveaus lijken in een aantal opzichten bovendien groter te worden: het dagelijks roken is bij VWO'ers nihil (minder dan 1 procent), dit in tegenstelling tot het dagelijks roken bij VMBO'ers.

Naast de VMBO'ers worden kinderen uit onvolledige gezinnen in het rapport aangemerkt als risicogroep. Deze kinderen rapporteren een lager welbevinden, een slechtere relatie met hun ouders en klasgenoten, en over de hele linie veel meer risicogedragingen dan kinderen uit volledige gezinnen.

Ouders
Voor het eerst zijn binnen het HBSC-onderzoek ook de ouders van de jongeren ondervraagd. Hieruit blijkt dat ouders die thuis hun kinderen stimuleren om gezond te leven, kinderen hebben die zich daadwerkelijk gezonder gedragen.

Ouders onderschatten daarentegen nog steeds het risicogedrag van hun kinderen: ze hebben over het algemeen een rooskleuriger beeld van het gezondheidsgedrag van hun kinderen.

Ook werden de denkbeelden van ouders over roken, drinken en cannabisgebruik vergeleken met onderzoek van twee jaar geleden. Ouders zijn in de afgelopen jaren negatiever gaan denken over roken, alcohol- en cannabisgebruik onder adolescenten en zijn ook strenger geworden ten aanzien van alcoholgebruik.

Campagnes die ouders aanspreken op het gedrag van hun kinderen blijken daarom succesvol. "En van groot belang in de toekomst om jongeren tot gezonder gedrag te stimuleren", vult Vollebergh aan.