Een gedupeerde van de toeslagenaffaire krijgt acht weken de tijd om haar beroep op de zogenoemde hardheidsclausule bij de overname van een private toeslagschuld, nader te onderbouwen. Dat blijkt uit een tussenuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van vandaag (21 mei 2025). Als de bestuursrechter een burger in een tussenuitspraak de gelegenheid geeft om haar beroep nader te onderbouwen, wordt dat een burgerlus genoemd. Dat meldt de Raad van State.
De vrouw had de minister van Financiën gevraagd om een schuld bij een bank van ruim 24.000 euro over te nemen. De vrouw was de lening aangegaan om haar huur te kunnen betalen. De minister wees haar verzoek af, omdat de schuld niet opeisbaar is geworden vóór 1 juni 2021 en daarmee niet voldoet aan de eisen van de wet. Daar zijn partijen het over eens, maar de vrouw voert aan dat de wet op dit punt oneerlijk en onredelijk is. Daarnaast deed de vrouw een beroep op de zogenoemde hardheidsclausule. Die biedt de minister de mogelijkheid om in een schrijnend geval af te wijken van de wet.
Private toeslagenschulden
De Afdeling bestuursrechtspraak deed in mei 2024 al een uitspraak over de wettelijke voorwaarden voor het overnemen van private toeslagenschulden van gedupeerde ouders. In lijn met die uitspraak oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak dat de wetgever bij de vormgeving van de schuldenaanpak de omstandigheden zoals van de vrouw in deze zaak, nadrukkelijk onder ogen heeft gezien en daarover een expliciete en gemotiveerde keuze heeft gemaakt. Het gevolg van die keuze en de bewuste afbakening van deze regeling tot schulden die vóór 1 juni 2021 opeisbaar waren, is dat veel ouders die met grote inspanningen en offers hebben weten te voorkomen dat betalingsachterstanden ontstonden, met deze schulden zijn blijven zitten.
Dit terwijl hun financiële omstandigheden niet in essentie verschilden van die van ouders die dat niet is gelukt en van wie de schulden wel zijn overgenomen. De bestuursrechter heeft in zo’n geval echter geen ruimte om tegen de wil van de wetgever in tot andere keuzes te komen over de reikwijdte van de regeling. De wetgever moet deze keuze maken, want die is democratisch gelegitimeerd. Een rechter niet. De wetgever kan de gevolgen van zijn keuzes bezien, in samenhang met overige wetgeving en beleidsdoelen. Hoe invoelbaar dus ook de algemene oproep is voor het hanteren van de menselijke maat bij de beoordeling door de bestuursrechter van de toepassing van wetgeving, de bevoegdheid van de bestuursrechter is rechtsstatelijk begrensd en die grens moet worden gerespecteerd.
Hardheidsclausule
Bij een beroep op de hardheidsclausule moet de aanvrager zelf zo concreet mogelijk aangeven wat zijn of haar situatie bijzonder of schrijnend maakt. Op basis van wat de vrouw tot nu toe heeft aangevoerd, komt zij daarvoor niet in aanmerking, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak. De rechtbank kwam eerder tot hetzelfde oordeel. Maar op de rechtszitting bij de Afdeling bestuursrechtspraak in januari van dit jaar heeft de vrouw aangevoerd dat zij met hulp van de gemeente in staat is meer bewijs aan te leveren. Ook heeft zij aangevoerd dat zij door medische problemen het risico loopt dat zij haar inkomen verliest waardoor zij in een uitzichtloze situatie terecht zou komen. De Afdeling bestuursrechtspraak ziet hierin aanleiding om de vrouw nog gelegenheid te geven om haar beroep op de hardheidsclausule nader te motiveren met financiële en medische gegevens.
De vrouw krijgt acht weken de tijd om de Afdeling bestuursrechtspraak nader te informeren. Na afloop daarvan zal de minister nog vier weken krijgen om daar vervolgens op te reageren. Daarna zal de Afdeling bestuursrechtspraak einduitspraak doen in deze zaak.
Door: Nationale Onderwijsgids