Normal_ov_chipkaart_inchecken

Duisenberg (VVD), Rog (CDA) en Beertema (PVV) willen de boete verhogen voor (oud-)studenten die hun reisproduct te laat opzeggen. Mohandis (PvdA), Van Meenen (D66) en Siderius (SP) zijn tegen. Het wetsvoorstel van minister Bussemaker (Onderwijs) heeft eigenlijk betrekking op de studiefinanciering op de BES-eilanden. Maar het debat gaat vooral over de vraag of (oud-)studenten een hogere boete moeten krijgen als zij hun reisproduct te laat opzeggen. Dat meldt de Tweede Kamer.

10 procent van de (oud-)studenten die hun reisproduct niet opzeggen, lijkt dit bewust te doen om goedkoop te kunnen blijven reizen. Dit misbruik is voor Duisenberg, Rog en Beertema aanleiding om de boete te willen verhogen: de eerste maand 75 euro per halve maand, daarna 150 euro. Een hogere boete treft ook de 90 procent van de (oud-)studenten die te goeder trouw handelt, betogen Mohandis en Siderius. Van Meenen benadrukt dat het vaak gaat om net afgestudeerde studenten die het al niet breed hebben. Maar Duisenberg wijst op de eigen verantwoordelijkheid van hoogopgeleide (oud-)studenten.

De overheid faalt in het geven van goede voorlichting aan (oud-)studenten over het stopzetten van het reisproduct, stelt Van Meenen. Ook Mohandis en Rog vinden dat de communicatie persoonlijker en gerichter kan worden. Goede, eenduidige informatie ontbreekt, zegt Siderius. Studenten worden op verschillende momenten en manieren geïnformeerd over de verplichting om hun reisproduct stop te zetten, verzekert Bussemaker. Zij werkt aan betere en gerichtere communicatie, maar privacyregels maken dit lastig. De boetes zouden volgens de minister omhoog kunnen als de voorlichting is verbeterd.

Waarom stopt het reisproduct niet automatisch als (oud-)studenten er geen recht meer op hebben? Van Meenen, Siderius, Rog en Duisenberg vragen hiernaar. Stopzetten valt zelfs niet online te regelen, stelt Mohandis vast: je moet naar een station toe. Automatisch stopzetten van het reisproduct is niet mogelijk om technische redenen, zegt Bussemaker. De Kamer stemt 20 december over het wetsvoorstel en de ingediende moties.