Op 10 september heeft de Hoge Raad arrest gewezen in een zaak over de btw-aspecten van de detachering van personeel bij het Cito. De Hoge Raad oordeelde dat de werkzaamheden die gedetacheerde docenten verrichten (het maken van eindexamens) zodanig nauw waren verbonden met onderwijs, dat op deze werkzaamheden de btw-vrijstelling voor onderwijs van toepassing was. Dit meldt RechtenNieuws.nl.

Kern van de discussie vormde de vraag of bij de diensten van de onderwijsinstelling (namelijk: het beschikbaar stellen van docenten) voldoende nauwe samenhang bestond met onderwijs, zodat daarop ook de onderwijsvrijstelling van toepassing was.

In de visie van Hof Arnhem kon de btw-vrijstelling voor de diensten met nauwe samenhang met onderwijs alleen worden toegepast als de docenten werden ingezet voor een andere onderwijsinstelling. Dit hof oordeelde dus dat de btw-vrijstelling voor onderwijs niet van toepassing was op de dienstverlening aan het Cito.

Ook de staatssecretaris van Financiën schreef in zijn brief van 16 juli 2009 (die werd omgezet in een ministerieel besluit) dat de onderwijsvrijstelling alleen kon worden toegepast als onderwijspersoneel werd uitgeleend aan een andere onderwijsinstelling, waarbij het uitlenen ook onontbeerlijk moest zijn voor onderwijs dat werd verleend door de inlenende onderwijsinstelling.

Uit het oordeel van de Hoge Raad blijkt echter dat de btw-vrijstelling voor onderwijs ruimer kan worden uitgelegd. De vrijstelling geldt ook voor de inzet van docenten voor het Cito waar zij vragen en opgaven voor het centraal schriftelijk eindexamen opstellen.

Deze uitspraak plaatst het begrip 'nauw met onderwijs samenhangend' in een gunstiger daglicht dan het eerdere besluit van de staatssecretaris van Financiën. Het is dan ook van belang na te gaan op welke wijze uw instelling optimaal gebruik kan maken van deze ruimere uitleg van de btw-vrijstelling voor onderwijs en daarmee nauw samenhangende leveringen en diensten.