Normal_5093

Op woensdag 6 april spreekt Hans de Wit, lector Internationalisering van het Onderwijs bij het domein Economie en Management van de Hogeschool van Amsterdam (HvA), zijn Openbare Les uit.

Onder de titel ‘Wet van de stimulerende achterstand?' bespreekt hij een aantal veel voorkomende misvattingen over het thema internationalisering en gaat hij in op de uitdagingen waar het Nederlandse hbo voor staat bij de inhaalslag op het gebied van internationalisering en zijn positie in de Europese hoger onderwijsruimte.

Internationalisering van het (hoger) onderwijs heeft zich in de afgelopen twintig jaar ontwikkeld van een marginaal aandachtspunt tot een centrale factor.

In de Openbare Les van 6 april geeft lector Hans de Wit een beeld van de internationalisering van het hoger beroepsonderwijs in Nederland. Daarbij staat de vraag centraal: in hoeverre en op welke manier is het hbo in staat haar achterstand ten opzichte van de rest van het hoger onderwijs en het Europese hbo in te lopen?

De kansen om de achterstand van het Nederlandse hbo in de Europese hoger onderwijsruimte snel en op een goede manier in te lopen moeten volgens De Wit niet al te positief worden ingeschat. Vooral op het punt van onderzoek en het aantal gepromoveerden in het docentencorps is de achterstand groot.

Het uitvoeren van de aanbevelingen van de commissie Veerman biedt perspectieven, met name waar het gaat om selectie, onderzoek, masters en titulatuur. De Wit noemt in zijn Openbare Les een aantal acties die instellingen zelf kunnen nemen, zoals het instellen van het professional doctorate voor hbo-docenten. Dit legt immers een logische relatie met het praktijkgericht onderzoek.

De internationalisering van het hoger onderwijs brengt een negental populaire misverstanden met zich mee. Internationaliseren is hetzelfde als onderwijs geven in het Engels, bijvoorbeeld.

De trend om in het Engels les te geven en te publiceren brengt ook onbedoelde negatieve effecten met zich mee, van verminderde aandacht voor andere vreemde talen tot onvoldoende aandacht voor de kwaliteit van het Engels van studenten én docenten voor wie Engels geen moedertaal is, wat uiteindelijk tot kwaliteitsverlies leidt.

Nog een misvatting: internationale en interculturele competenties hoeven niet te worden getoetst, zolang studenten maar in het buitenland studeren of aan een internationale klas deelnemen.

De realiteit is een stuk gecompliceerder: hoe meten we wat studenten tijdens hun studieverblijf in het buitenland opsteken aan interculturele competenties? De commissie Veerman stelt dat studenten moeten worden uitgerust om in een internationale omgeving te handelen. Dat vereist expliciete aandacht voor het meten en omschrijven van de internationale en interculturele leerdoelstellingen.

Klik hier voor meer informatie.