Een kind dat wordt buitengesloten door klasgenoten heeft daar veel last van en kan er op den duur zelfs ziek van worden. Vriendschappen kunnen het kind beschermen tegen de stress van het er niet bij horen. Een goede relatie tussen ouders en kind geeft een goede basis om later vriendschappen aan te gaan. Het contact tussen ouders en het kind bij vijftien maanden is voorspellend voor de kwaliteit van toekomstige vriendschappen. Dat blijkt uit onderzoek waarop psychologe Ellen Peters op 6 juli promoveert aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Gehechtheid en oudergedrag beide belangrijk voor latere vriendschappen
Uit eerder onderzoek was al bekend dat gehechtheid een voorspeller is voor het sociaal functioneren later. Ellen Peters stelt vast dat daarnaast ook de manier waarop ouders met hun 15-maanden oude peuter omgaan, de kwaliteit van latere vriendschappen bepaalt. Dan gaat het om de manier waarop ouders grenzen stellen, instructies geven, hun kind helpen en emotioneel steunen en respect hebben voor de autonomie van hun kind.

Kinderen al meer dan tien jaar gevolgd
Dit onderzoek maakt deel uit van de Nijmegen Longitudinale Studie die in 1998 startte met 129 gezinnen met een 15 maanden oud kind. De gezinnen en de kinderen zijn sindsdien zes keer onderzocht, waarbij steeds is gekeken naar voor de betreffende leeftijd belangrijke ontwikkelingstaken. Bij 15 maanden is onder andere de ouder-kind relatie gemeten, bij vijf jaar de persoonlijkheid van de kinderen (bijvoorbeeld hun veerkracht) en bij negen jaar het ontwikkelen van vriendschapsrelaties. Het onderzoek loopt nog steeds en het is bijzonder dat zoveel gezinnen al meer dan tien jaar aan de metingen deelnemen.

De onderzoekers hopen dat de gezinnen ook in de toekomst blijven meedoen. Zo zegt bijvoorbeeld de manier waarop kinderen nu met vriendschappen omgaan waarschijnlijk ook veel over de kwaliteit van hun romantische relaties later.

Het onderzoek van Ellen Peters, dat gesubsidieerd is door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek NWO, richtte zich op de vijfde meetronde uitgevoerd in 118 gezinnen toen de kinderen negen jaar oud waren.

Bron: Radboud Universiteit