Normal_a67b6e_27794f843ea94b529cb4ea75f5505c44_mv2

Op 14 juni organiseert de PO-Raad, de sectororganisatie voor het primair onderwijs (PO), een congres voor bestuurders, schoolleiders, leraren en andere onderwijsprofessionals met als thema ‘LEF!’ Met het congres wil de PO-Raad laten zien hoeveel lef er getoond wordt in de PO-sector, maar vooral ook dat daarbij politieke steun nodig is. Want de grenzen van ‘wat mag’ opzoeken, doen scholen een tijdje, maar uiteindelijk moeten die grenzen wel opschuiven. PO-Raadvoorzitter Rinda den Besten: “Je mag nu heel weinig als je heel strikt de letter van de wet volgt.”

Nijpend lerarentekort, hoge werkdruk, de salariskloof met het voortgezet onderwijs, de moeizame invoering van passend onderwijs; de primair onderwijssector krijgt veel op zijn bord de laatste jaren. En zoals altijd slaan scholen zich er doorheen, want als de politiek het (nog) niet doet, moeten ze het zelf doen. Zoals bij het lerarentekort, waar scholen overal in het land zich op hun eigen manier tegen verweren. Door een vierdaagse schoolweek in te voeren bijvoorbeeld, of door ambtenaren voor de klas te zetten, ouders, of kunstenaars. Het zijn noodgrepen, maar scholen moeten iets, om te voorkomen dat klassen naar huis gestuurd worden. Dat er kritiek komt op zulke onorthodoxe maatregelen, moeten schoolbesturen maar voor lief nemen, vindt Rinda den Besten. “Een van de kenmerken van dat je lef toont is dat er veel commentaar op komt. Het is ook lef om daarop te anticiperen, dat je ondanks commentaar stug doorgaat, in het belang van kinderen.”
 

Doorlopende leerlijn

Een van de belangrijkste onderwerpen binnen de PO-sector is de doorlopende leerlijn; de schotten moeten weg, tussen enerzijds kinderopvang en basisschool, en anderzijds basisschool en voortgezet onderwijs; er moet een ‘warme overdracht’ plaatsvinden. Daarom is de PO-Raad voorstander van een brede basisvoorziening voor nul tot twaalf jaar. Een mooi ideaal, maar de praktijk is weerbarstig, want kinderopvang en primair onderwijs zijn verschillende sectoren met verschillende bekostigingsmodellen, verschillende regelgeving en verschillende cao’s. Dat botst, in het huidige bestel. Rinda den Besten: “We lopen nu tegen wet en regelgeving aan als we voor kinderen het beste willen doen. Een kind dat in de klas zit, mag niet in de kinderopvang, en een kind dat in de kinderopvang zit, mag niet in de klas. Maar als twee kinderen van drie en vijf jaar samen spelen in een speellokaal, is dat school of kinderopvang? Op duizenden plekken in Nederland zie je dat scholen in het belang van kinderen toch bezig zijn die grenzen te overschrijden.”
 

10-14-onderwijs

Over de overgang naar de middelbare school is een vergelijkbaar verhaal te vertellen: scholen willen die overgang graag soepeler laten verlopen, in het belang van kind én school, en willen daarom een voorziening voor kinderen van tien tot veertien. Flexibel, afgestemd, maatwerk, precies de richting die het onderwijs steeds meer op wil gaan. Maar het huidige systeem – met ook hier twee verschillende stelsels, bekostigingen, en cao’s – is nog niet flexibel genoeg om mee te bewegen. “Dat is ontzettend lastig,” zegt Rinda den Besten. “Scholen morrelen met 10-14-onderwijs een beetje aan de wet- en regelgeving, maar ik ben er wel blij mee dat ze dat doen. Sommige kinderen ontwikkelen zich sneller, en andere langzamer, dus wij denken dat we kinderen zo beter kunnen bedienen.”
 

Leden aanspreken op hun verantwoordelijkheid

De PO-Raad moet als vereniging zelf ook meer lef tonen, vindt voorzitter Den Besten. Niet alleen maar leden helpen en voor leden lobbyen in Den Haag, maar die leden ook aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Bijvoorbeeld door in het kader van transparantie de rijkste schoolbesturen te vragen niet op hun geld te blijven zitten, maar het in hun onderwijs te investeren. Of door scholen aan te sporen om het verplichte jaarverslag te publiceren. En door de vrijwillige ouderbijdrage goed in de gaten te houden, omdat de afspraak is dat er geen kinderen buitengesloten mogen worden. Den Besten: “Als we horen dat dat toch gebeurt, gaan we erop af en gaan we in gesprek. Dat deden we vijf jaar geleden echt niet, dus dat toont lef. We zeggen nu tegen onze leden: jullie moeten ook wel leveren.”
 
Een andere manier van lef tonen is het voorstel dat de PO-Raad onlangs deed, samen met de hele CAO-tafel PO en de vakbonden, om te onderzoeken of het hoge aantal lesuren van Nederlandse kinderen in vergelijking met de rest van Europa wel effectief is. “We hebben daarmee een behoorlijk heilig huisje te pakken, want wat betreft onderwijstijden is er in honderd jaar tijd echt heel weinig veranderd. Terwijl in sommige andere landen waar ze minder onderwijsuren hebben de kwaliteit beter is. Dus zeggen wij: ga eens onderzoeken waar ‘m dat in zit. Ik vind het heel stoer dat wij dat nu als hele sector samen vragen.”
 

Maatschappelijke opdracht

Herman van de Werfhorst, lid van de Onderwijsraad en hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam, geeft een masterclass op het PO-Raadcongres met als titel ‘Doorgeschoten differentiatie in het onderwijsstelsel’. Van de Werfhorst protesteert al jaren tegen de in zijn ogen verkeerde inrichting van het Nederlandse onderwijs, waarin kinderen te vroeg op verschillende sporen terechtkomen, en te weinig uitwijkmogelijkheden bestaan om daar later nog van af te wijken. Kwartjes blijven daardoor te vaak dubbeltjes, vooral als ze uit lagere sociaaleconomische milieus afkomstig zijn. Om deze kansenongelijkheid – én de daarmee gepaarde segregatie, die nog versterkt wordt door de ‘categorisering’ van verschillende schooltypes – tegen te gaan moet het onderwijsstelsel op de schop, vindt de Amsterdamse socioloog. De grote autonomie van scholen in Nederland kan volgens hem namelijk ook een bedreiging zijn.
 
PO-Raadvoorzitter Den Besten is het grotendeels met Van de Werfhorst eens. Scholen zijn er voor de samenleving, niet om voor zichzelf te zorgen. “Wat wij in onze strategische agenda hebben opgenomen is: elk schoolbestuur is er omdat het een maatschappelijke opdracht heeft. Dat is fundamenteel anders dan hoe er nu nog vaak geopereerd wordt, namelijk: ik ben er voor mijn instelling en zodat de kinderen bij mij op school het goed hebben. Als je die houding vasthoudt dan wordt bijvoorbeeld passend onderwijs nooit een succes, en dan ga je als sector nooit iets fundamenteels doen aan kansenongelijkheid. Als je je niet met zijn allen verantwoordelijk voelt voor alle kinderen, dan gaat het niet werken.”
 

Herbezinning op het onderwijsstelsel

Net als Van de Werfhorst in zijn bovengenoemde artikel (‘Gelijke kansen: een visie graag’), roept Rinda den Besten de politiek op met een echte visie op onderwijs te komen, want het is de hoogste tijd voor een herbezinning op het onderwijsstelsel. Dat overheid en politiek sinds de Commissie-Dijsselbloem stelseldiscussie uit de weg gaan (zoals ook de Onderwijsraad constateert) is volgens de PO-Raadvoorzitter een teken dat ze Dijsselbloem verkeerd begrepen hebben. “Dijsselbloem noemt dat zelf het ‘Dijsselbloemspook’, want hij heeft nooit gezegd dat stelseldiscussie vermeden moet worden. Wat hij heeft gezegd is dat je er niet over moet nadenken zonder dat je de werkvloer meeneemt. Daar ben ik het heel erg mee eens. Maar ook Jeroen Dijsselbloem zei op een avond bij ons met schoolbesturen, dat er nu allerlei aanleiding is weer over het stelsel na te denken. En wij van de PO-Raad zijn het daar heel erg mee eens.”
 
Den Besten hoopt dat de politiek in het onderwijs eenzelfde focus op de toekomst kan etaleren als is gebeurd op andere gebieden, zoals de pensioenen of klimaatverandering. Dus geen onderwijsbeleid meer dat iedere vier jaar van richting verandert. “Soms is het wel heel erg zwalkend. Over de vernieuwing van het curriculum werd vijf, zes jaar geleden bijvoorbeeld gezegd: dat moet van onderaf, je moet leraren erbij betrekken, daar moet je een paar jaar de tijd voor nemen. En nu lijkt het net alsof iedereen dat een kabinetsperiode later alweer vergeten is. Om over de kinderopvang nog maar te zwijgen, hoe vaak dat beleid de afgelopen twaalf jaar van kabinet naar kabinet heen en weer is geslingerd. En dat is de sector waar wij als PO voor de toelevering afhankelijk van zijn.” 
 
Tijd dus voor een langetermijnverhaal, een echte visie op onderwijs, met zicht op knelpunten van het stelsel, gefundeerde ideeën over hoe geld zo effectief mogelijk uitgegeven kan worden, en een investeringsplan voor zowel de materiële bekostiging als voor de lerarensalarissen. Rinda den Besten: “Zo zorg je dat je echt een aantrekkelijke sector bent om te werken. En als die dingen niet allemaal tegelijk kunnen, maak daar dan een tienjarenplan van. Nu lopen alle plannen tot het einde van de regeerperiode, vrijwel niets is voor daarna. Terwijl je dat in andere sectoren wel ziet: het pensioenakkoord, het klimaatakkoord, zoiets vergt lef. Ik denk echt: als het daar kan, waarom dan in het onderwijs niet?”
 
Door: Nationale Onderwijsgids / Harmen van der Meulen