Normal_normal_pesten__eenzaam__pestgedrag

Op de Dag tegen Pesten is er – in tegenstelling tot veel andere Dagen van, Dagen tegen of Dagen voor het een of ander – niet één groot centraal evenement met muziek, optredens van BN’ers en speeches van betrokken politici. Dat is een bewuste keuze, vertelt Patricia Bolwerk, directeur van Stop Pesten NU en verantwoordelijk voor het “aanslingeren” van de Dag tegen Pesten. “We proberen te bereiken dat mensen zelf in actie komen om pesten te stoppen, dat ze zelf iets organiseren in hun eigen omgeving. De Dag tegen Pesten is vooral bedoeld om één dag per jaar extra bewustzijn te creëren.”

Pesten is niet alleen een kinderprobleem

Dat gepest worden niet leuk is, weten de meeste mensen wel, vaak ook uit eigen ervaring. Toch is dat blijkbaar niet genoeg reden om het niet te doen, want pesten is alomtegenwoordig en komt zelfs steeds vaker voor naarmate we ouder worden. Volgens op wetenschappelijk onderzoek gebaseerde cijfers op de website van Stop Pesten NU worden op scholen één op de tien leerlingen gepest, op het werk één op de acht werknemers, en in bejaardentehuizen zelfs één op de vijf bewoners. Onderzoeksinstituut TNO becijferde in 2015 bovendien dat pesten op het werk de samenleving jaarlijks 900 miljoen kost, in de vorm van vier miljoen extra verzuimdagen. Dat pesten alleen onder kinderen gebeurt, is dus een misverstand.

Patricia Bolwerk: “Vroeger werd altijd gezegd dat pesten een kleuterding is, dat je daar als volwassene mee om hoort te kunnen gaan; heel veel mensen zijn met dat idee opgegroeid. Met als gevolg dat veel mensen die gepest worden en daar last van hebben, denken: ligt het dan aan mij, ben ik zo gevoelig?”

Bolwerk ziet in haar praktijk als coach en trainer zeker dat extra gevoelige – oftewel ‘hoogsensitieve’ – mensen ook gevoeliger kunnen zijn voor pesten. Toch is het wijdverbreide idee dat mensen die gepest worden altijd onzeker en niet weerbaar zijn volgens haar een fabeltje. Het probleem is namelijk dat pesten altijd plaatsvindt in een ongelijke situatie, van meer tegen één, leraar tegen leerling, of leidinggevende tegen werknemer. “Juist die ongelijke macht maakt het zo moeilijk om pesten in je eentje te stoppen.”

Leren omgaan met pesten

Pesten komt dus voor op scholen, op de werkvloer, binnen sportclubs en bejaardentehuizen, eigenlijk overal waar groepen mensen elkaar tegenkomen. Grenzen worden verkend, verlegd en overschreden. Hoewel pesten dus geenszins is voorbehouden aan kinderen, is de school vaak wel een van de eerste plaatsen waar mensen structureel met pesten in aanraking komen. En dus ook de plaats waar ze zouden kunnen leren om ermee om te gaan. Marije van de Sande, adviseur pesten bij stichting School & Veiligheid: “Het is goed om kinderen te leren hoe dat werkt. Het mag best schuren, maar er zijn ook veel situaties waarin het escaleert en kinderen stelselmatig worden gepest; dat is niet acceptabel.”

Als adviseur ondersteunt Van de Sande scholen bij het bevorderen van sociale veiligheid en sociaal gedrag en het tegengaan van grensoverschrijdend en ongewenst gedrag, waar volgens de website van School & Veiligheid onder meer pesten, agressie, geweld, discriminatie, racisme en seksuele intimidatie onder vallen. Maar wanneer is iets nu pesten, en wanneer agressie? Is daar een onderscheid in te maken? Van de Sande: “Het is soms heel lastig te bepalen waar de scheidslijn ligt, en in de praktijk is dat ook niet heel relevant. Het gaat erom dat je ziet, herkent en erkent dat er iets gebeurt dat over een grens heengaat, en dan ingrijpt.”

Verschil tussen pesten en plagen

Scholenadviseur Van de Sande en Stop Pesten NU-directeur Bolwerk hanteren allebei een helder onderscheid tussen plagen en pesten. Dat komt neer op de volgende zes kenmerken: plagen is kortdurend, pesten gebeurt langdurig (maandenlang) en regelmatig (meerdere keren per week); plagen vindt plaats op voet van gelijkwaardigheid, bij pesten is de pestkop de baas; plagen gaat heen en weer, pesten gaat altijd één kant op, met meestal hetzelfde slachtoffer; plagen is voor de lol, pesten is gemeen bedoeld; bij plagen kan je het zeggen als je het niet leuk vindt, pesten is moeilijker te stoppen; en plagen is doorgaans voor iedereen leuk, terwijl pesten voor het slachtoffer zeker niet leuk is. Maar zoals dit lijstje al laat zien; veel is afhankelijk van persoonlijke interpretatie – wat de een als plagen bedoelt, kan de ander als pesten ervaren. Marije van de Sande: “Het gaat er altijd om hoe degene die het ondergaat het ervaart. Het is niet aan een ander om te zeggen dat het wel meevalt.”

Een bijkomend probleem bij pesten is dat slachtoffers soms ontkennen dat ze gepest worden. Of ze laten niet merken dat ze het pestgedrag vervelend vinden. Patricia Bolwerk komt dat regelmatig tegen in haar praktijk als coach en trainer. Bijvoorbeeld bij een bedrijf waar zij was ingehuurd om iets te doen aan de verziekte sfeer: “Daar werd voor één iemand geen koffie gehaald, maar toen ik hem vroeg hoe het kwam dat hij geen drinken had, zei hij dat hij geen dorst had. Daardoor kon ik niks doen. Gepesten moeten het ook aangeven dat ze iets niet leuk vinden, anders kan je het ook niet goed voor ze opnemen.”

Veel slachtoffers, weinig daders?

Er is doorgaans veel aandacht voor slachtoffers van pesten. Terecht, want zij ondervinden soms levenslange schade van pesten. In 2014 kwamen onderzoekers van de Universiteit Leiden zelfs tot de conclusie dat pesten een risicofactor is voor zelfdoding – en in het bijzonder cyberpesten, omdat dat niet ophoudt als je thuis bent. Patricia Bolwerk: “Cyberpesten is veel laagdrempeliger, dat zeggen leerlingen zelf ook: je hoeft iemand niet in zijn gezicht aan te kijken en te zien wat voor verdriet je iemand daarmee doet.”

Hoe groot de gevolgen van pesten kunnen zijn, blijkt bijvoorbeeld uit het in de media breed uitgemeten verhaal van de 15-jarige Limburgse jongen Tharukshan Selvam, die in 2017 naar verluidt door pesten overging tot zelfdoding. Marije van de Sande kent dat soort verhalen, maar wil geen uitspraken doen over specifieke voorbeelden. “We proberen daar heel voorzichtig in te zijn, omdat je nooit weet wat er nog meer speelt, in gezin, karakter of aanleg. Maar het kan wel degelijk zo zijn dat pesten het laatste zetje geeft.”

De verhalen van de daders, de pestkoppen, worden veel minder vaak belicht in de media. Terwijl er toch veel pesters zouden moeten rondlopen, afgaande op het aantal slachtoffers. Patricia Bolwerk merkt het ook op ouderavonden; toegeven dat je pest (of dat je zoon of dochter dat doet) is een taboe: “Als ik vraag wie er een kind heeft dat weleens gepest is gaan er altijd wel een paar handen omhoog. Maar als ik vraag, en wie heeft een pester, dan is dat misschien één op de vijftig.”

Pesters willen niet per se pesten

Zowel Bolwerk als Marije van de Sande pleiten er dan ook voor om pesten bespreekbaarder te maken, ook voor pesters. Beide experts zijn het erover eens dat pesten geen individueel probleem is, een verhaal van één gemene pestkop waar iets aan gedaan moet worden, maar altijd binnen de context van een groep gezien moet worden. Van de Sande: “Pesten is een groepsprobleem: binnen de groep is iets aan de hand waardoor iemand behoefte voelt om te pesten, een pester voelt zichzelf niet veilig. Pesters zitten er vaak helemaal niet op te wachten om iemand te pesten.”

Patricia Bolwerk ziet groepsdruk als de allergrootste factor bij pesten; mensen – en zeker kinderen – doen veel om bij de ‘coole groep’ te horen. Ook op het werk kan dat spelen, zelfs bij leidinggevenden. “Er zijn best wat managers die graag populair willen zijn bij hun team, en die daarom pesten. Iemand negeren, standaard niet reageren op mailtjes, altijd pas op het laatste moment laten weten of een vakantieaanvraag wordt goedgekeurd, mensen in onzekerheid houden over hun contractverlenging; de verschijningsvorm verschilt van de lagere school, maar de motieven zijn hetzelfde.”

Waarom pesten mensen?

Wat die motieven dan precies zijn? Het Hollywoodverhaal waarin een pester altijd eigenlijk zelf bang en onzeker is, is volgens beide experts niet uit de lucht gegrepen. Pesten is een negatieve manier van aandacht vragen, vaak vanuit een gebrek aan zelfvertrouwen. Het is een manier voor de pester om zichzelf staande te houden in een groep. Niet voor niets gaan slachtoffers van pesten later vaak zelf ook pesten. Patricia Bolwerk: “Proactief pesten is dat; als ik het zelf doe weet ik in ieder geval dat ík niet de pineut ben. Als je helemaal happy bent van binnen en buiten dan heb je pesten niet nodig.”

Marije van de Sande merkt op dat de rol van pester niet vastligt. Soms is iemand in de ene groep een pester, in de andere groep een gepeste, en in een derde groep alleen maar een omstander. Het is een complex groepsgebeuren, waar weinig eenduidigs over te zeggen valt. Wel wijst ze op een artikel waarin pesten in verband wordt gebracht met een tekort aan een van de drie psychologische basisbehoeftes: relatie (ik hoor erbij), autonomie (ik mag zijn wie ik ben) en competentie (ik kan wat). “Het lijkt erop dat pesten een manier is om aan die behoeftes te voldoen, omdat het een bepaalde status geeft. Pesters zijn vaak populair, maar niet per se geliefd.”

Hoe pak je pesten aan?

Pestprotocollen, posters met gedragsregels aan de muur, of als slachtoffer zelf terugvechten tegen een pestkop; wat is nu de beste manier om pesten te stoppen? Marije van de Sande is gewend die vraag te krijgen van leraren, en ze benadrukt altijd dat er voor pesten niet zoiets bestaat als een ‘quick fix’: “Er is niet één antipestmethode die altijd werkt. Wat belangrijk is, is dat leerlingen erop kunnen vertrouwen dat ze ook fouten mogen maken. En daarnaast, dat je als school hele duidelijke afspraken maakt, en die ook handhaaft. Dat leerlingen weten: als ik dít flik is dát de consequentie.”

Ook Patricia Bolwerk benadrukt nogmaals dat het belangrijk is om pesten in de groep oplossen, het liefst zelfs dóór de groep. Als een groep zelf alert is op pesten, is ingrijpen van een leraar of leidinggevende niet nodig. En dat is ook goed, want pesten gebeurt immers vaak buiten het zicht. “Onderzoek laat zien dat als een peer group ingrijpt, pesten binnen tien seconden afgelopen kan zijn. Daarom is het zo belangrijk om de hele groep bewust te maken, dan zijn we zo veel sneller dan alle pestprotocollen bij elkaar. De groep zelf staat er altijd met de neus bovenop.”

© Nationale Onderwijsgids / Harmen van der Meulen