Scholen mogen leerlingen niet vragen om geloofsregels te volgen
Een grote meerderheid van de Nederlanders is van mening dat scholen niet het recht hebben om van ouders, leerkrachten en leerlingen te vragen dat zij de geloofsregels van de school volgen. Dat meldt de Vereniging Openbaar Onderwijs.
Henri Bontenbal, lijsttrekker van het CDA, zette het in Nieuwsuur (20 oktober 2025) scherp neer: hij stelde dat scholen de ruimte moeten hebben om religieuze standpunten in te nemen, ook als die ingaan tegen bijvoorbeeld artikel 1 van de Grondwet en het daarin verwoorde gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel.
Vrijheden en verantwoordelijkheden van scholen
Eind 2024 verscheen een uitgebreid rapport van de Universiteit voor Humanistiek en de Universiteit van Amsterdam. Zij onderzochten, in samenwerking met Ipsos I&O, hoe Nederlanders aankijken tegen de vrijheden en verantwoordelijkheden van scholen. Daaruit bleek zonneklaar dat de vrijheid van onderwijs, die is verankerd in artikel 23 van de Grondwet, maar zeer weinig steun krijgt. Enkele opvallende resultaten:
- 72 procent van de Nederlanders vindt dat scholen niet van leerlingen en ouders mogen vragen dat zij de geloofsregels van die school volgen. Een voorbeeld dat in Nieuwsuur werd genoemd: “Je mag wel homo zijn, maar niet homo doen.”
- Slechts 20 procent van de Nederlanders vindt dat bijzondere scholen onderwijs mogen geven op een manier die past bij het geloof van de school (bijvoorbeeld schoolboeken gebruiken waarin geen illustraties staan van mensen van hetzelfde geslacht met een relatie).
- 50 procent van de Nederlanders vindt dat alle scholen openbaar zouden moeten zijn, maar 36 procent vindt het goed dat er basisscholen zijn met een religieuze grondslag.
Maatschappij is veranderd
Marco Frijlink, voorzitter van de Vereniging Openbaar Onderwijs: “Dit rapport laat duidelijk zien dat de maatschappij sinds de invoering van artikel 23 in 1917 wezenlijk is veranderd. Het is hoog tijd dat we hier in de maatschappij en in de politiek het gesprek over voeren. Om te beginnen moet klip-en-klaar worden dat artikel 23 niet nevengeschikt is aan persoonlijke rechten die in de Grondwet worden gegarandeerd. Discriminatie mag niet vergoelijkt worden met een beroep op artikel 23.”