Met uitzondering van de VVD hebben alle grote politieke partijen in hun verkiezingsprogramma opgenomen dat het leenstelsel voor studenten moet worden afgeschaft en dat de basisbeurs, of een variant daarvan, terug moet komen. Er wordt door velen gesproken over een ‘mislukt experiment’ als het over het leenstelsel gaat. Maar hoe komt dat en waarom is het stelsel dan überhaupt ooit ingevoerd? Wij zetten de zaken op een rijtje.
Het sociale leenstelsel zoals we dat nu kennen voor studenten in het hoger onderwijs werd in 2015 ingevoerd. Studenten die voor het eerst een bachelor- of masteropleiding gaan volgen kunnen tegen een lage rente geld lenen om hun studie te financieren. Twee jaar na het afronden van de opleiding begint de aflosfase. De hoogte van het maandbedrag hangt af van de totale schuld, de rente en het inkomen. Er is een verplichte aflostermijn van 35 jaar en als er na die periode nog een restschuld is, wordt deze automatisch kwijtgescholden.
Het oude systeem: de basisbeurs
Maar hoe zat het oude systeem in elkaar, en waarom is hiervan afgeweken? Tot 2015 hadden alle studenten die voor het eerst een bachelor- of masteropleiding gingen volgen in het hoger onderwijs recht op een basisbeurs, ook wel de ‘prestatiebeurs’ genoemd. Deze studiebeurs was even hoog voor iedereen, maar studenten uit gezinnen met lagere inkomens konden nog aanspraak maken op een aanvullende beurs. Er was wel een voorwaarde verbonden aan de prestatiebeurs: studenten moesten hun diploma binnen een bepaalde termijn halen. Lukte dat niet, dan werd de beurs omgezet in een lening en moest deze terugbetaald worden.
Hoe het sociale leenstelsel tot stand kwam
Het idee voor het sociale leenstelsel kwam van de PvdA. Deze partij was van mening dat de basisbeurs ervoor zorgde dat de verschillen tussen arm en rijk groter werden: kinderen van rijke ouders ontvingen evenveel geld als kinderen van ouders met een lager inkomen. Dit zou volgens de partij anders moeten, zodat “de bakker niet hoefde te betalen voor de opleiding van het zoontje van de advocaat.” Door middel van het leenstelsel zouden studenten die dat nodig hadden geld kunnen lenen vanuit de overheid, maar was het niet langer een gift voor iedereen.
Dit idee kon op steun rekenen vanuit GroenLinks en D66, en ook de VVD zag heil in het plan omdat studiefinanciering op deze manier meer een ‘eigen verantwoordelijkheid’ werd. Bovendien moest er flink bezuinigd worden, en de invoering van het leenstelsel zou een bezuiniging van 1 miljard euro opleveren. Het idee was dat dit geld vervolgens geïnvesteerd zou worden in het hoger onderwijs, zodat studenten er nog wel profijt van konden hebben. Ondanks protesten van (studenten)vakbonden, scholierencollectief LAKS en andere politieke partijen zoals CDA, SP, ChristenUnie en PVV werd het sociale leenstelsel in 2015 ingevoerd.
Wat ging er mis?
We zijn ondertussen bijna zes jaar verder en er is in die tijd veel gebeurd en veranderd. Ten eerste: afgezien van de VVD willen alle politieke partijen, inclusief initiatiefnemer PvdA, het leenstelsel weer afschaffen. Het stelsel was al vanaf het begin omstreden, maar naarmate de jaren vorderden werd duidelijk dat het leenstelsel er vooral voor zorgde dat jongeren werden opgezadeld met soms torenhoge schulden voordat zij überhaupt de arbeidsmarkt hadden betreden. Het vinden van een baan is nog altijd lastig, en meer dan onzekere, tijdelijke contracten zit er voor veel starters niet in. Daarnaast zorgen de schulden ervoor dat starters veel moeite hebben met het kopen van een woning. Ook heeft het leenstelsel ervoor gezorgd dat het hoger onderwijs minder toegankelijk is geworden: uit onderzoek blijkt dat bepaalde groepen studenten nu minder snel gaan studeren, onder andere door leenangst.
Veel voordelen van het sociale leenstelsel hebben studenten nog niet kunnen ervaren: aangezien het geld dat wordt bezuinigd pas vrijkomt op het moment dat studenten beginnen met het aflossen van hun studieschuld, zien zij nog niks terug van de investeringen in het hoger onderwijs.
Hoe nu verder?
Het is duidelijk dat de meeste partijen het sociale leenstelsel als een mislukt experiment zien. Ook studenten zelf laten hun stem hierover horen, met protesten door het hele land. Maar hoe kan het anders? Als het aan de VVD ligt, blijft het leenstelsel bestaan, maar geen enkele andere partij steunt deze positie. Het lijkt er op dat de studiebeurs na de verkiezingen terug gaat keren, maar in welke vorm is nog niet duidelijk. PvdA, SP, PVV, PvdD, FvD en DENK willen dat de basisbeurs zoals deze voor 2015 bestond terugkeert. CDA, GroenLinks, ChristenUnie en D66 willen een nieuwe basisbeurs met een inkomensgrens. Veel partijen willen ook dat de studenten die nu of eerder onder het leenstel vallen of vielen gecompenseerd worden.
Door: Nationale Onderwijsgids
Bronnen: De Volkskrant, Trouw, VSSD, Rijksoverheid