Vertrouwen in de Nederlandse wetenschap is licht gestegen
Gemiddeld gaven Nederlanders hun vertrouwen in de wetenschap een 7,5 op een schaal van 1 tot 10. Dat is een lichte stijging ten opzichte van vier jaar geleden (7,4). Het vertrouwen in wetenschap is hoger dan dat in andere instituties, zoals de rechtspraak, Tweede Kamer en grote ondernemingen.
Weinig vertrouwen in de wetenschap
Opvallend is dat de groep mensen met weinig vertrouwen in de wetenschap groeide van zo’n 10 procent naar 15 procent. Tegelijkertijd groeide ook de groep met erg veel vertrouwen: van bijna 21 procent naar 34 procent.
Persoonlijke factoren
Het onderzoek laat zien dat vertrouwen in wetenschap samenhangt met persoonlijke factoren, zoals politieke oriëntatie, opleidingsniveau en spiritualiteit. Uit de resultaten blijkt ook dat het vertrouwen sterk verschilt per onderzoeksthema en per aspect van de wetenschap. Mensen hebben bijvoorbeeld veel vertrouwen in de wetenschappelijke methode en in wetenschappers zelf. Er is weinig vertrouwen in de conclusies die andere partijen trekken op basis van wetenschappelijk onderzoek.
Sinds 2012 vraagt het Rathenau Instituut om de paar jaar aan een grote, representatieve groep Nederlanders hoeveel vertrouwen zij hebben in de wetenschap en verschillende aspecten ervan. Bijna 8400 mensen vulden de vragenlijst in.
Verbanden en verschuivingen
“De verbanden en verschuivingen die we signaleren zijn belangrijk voor het werk van wetenschappers, journalisten en beleidsmakers”, zegt Alexandra Vennekens, onderzoekcoördinator bij het Rathenau Instituut. “Het is belangrijk om door te denken over de betekenis van onze onderzoeksresultaten voor bijvoorbeeld de wetenschapscommunicatie en het wetenschapsbeleid. Op 24 september organiseren we samen met de KNAW een symposium hierover.”
Door: Nationale Onderwijsgids