Wel of geen computer maakt tijdens les programmeren geen verschil

Hoe kun je kinderen het beste leren programmeren? En hoe kan de leerkracht daarbij helpen? Dat onderzochten Maaike van der Wijk, masterstudent Onderwijswetenschappen en basisschoolleerkracht, en Nardie Fanchamps, onderzoeker van de vakgroep Leren en innoveren met ICT van de Open Universiteit. Dat meldt de Open Universiteit. 

De 21-eeuwse vaardigheden zijn binnen het basis- en voortgezet onderwijs een hot item. Dit zijn 'nieuwe' vaardigheden die kinderen onder de knie moeten krijgen om zich voor te bereiden op de snel veranderende maatschappij met voortdurende technologische ontwikkelingen. Een van deze vaardigheden is computational thinking (CT). Dat is een manier van denken waarbij je de verschijnselen in de wereld om ons heen als informatieprocessen begrijpt, verklaart en interpreteert. Maar waarbij je ook problemen oplost, gebruikmakend van concepten afkomstig uit de wereld van computer science.

Goede begeleiding 

Leren programmeren is belangrijk om CT te bevorderen. Daarbij moet de leerkracht goede begeleiding bieden. Maar hoe pak je dat het beste aan: met of zonder computer in de les? Van der Wijk en Fanchamps onderzochten de impact van de onderwijskundige omgeving en de begeleiding van de leerkracht op de ontwikkeling van programmeervaardigheden bij basisschoolleerlingen. Ze voerden een verkennend onderzoek uit onder 208 leerlingen van 5 tot 9 jaar (groep twee tot zes) en acht basisschoolleraren.

Twee groepen 

De eerste groep kreeg programmeerles in een 'unplugged' leeromgeving. Unplugged wil zeggen zonder computer, maar met bijvoorbeeld bordspellen, fysieke activiteiten of tastbare ervaringen. ;In dit geval speelde de groep het spel Bomberbot unplugged. De tweede groep kreeg programmeerles in een plugged-in omgeving, dus met computertechnologie. Bijvoorbeeld met een op pictogrammen gebaseerde programmeeromgeving (Scratch en ScratchJr), waarin zij opdrachtblokken selecteren uit een bibliotheek en deze via 'drag-and-drop' achtereenvolgens inslepen en rangschikken op een werkblad. Aan het begin en aan het einde van de interventie vulden de deelnemers een vragenlijst in om hun CT te meten.

Monitoring en scaffolding 

Met dit onderzoek wilden de onderzoekers meer inzicht krijgen in welke leeromgeving het meest effect had op de ontwikkeling van CT. Ook keken ze of de begeleidingstechnieken monitoring en scaffolding hierbij een rol speelden. Bij monitoring houdt de leerkracht het hele leerproces van de leerling in de gaten. Bij scaffolding maakt de leerling zelfstandig stappen om verder te komen met leren; de leerkracht biedt ondersteuning en begeleiding aan die steeds net boven het niveau van een leerling ligt, waardoor de leerling een hoger niveau kan bereiken.

Combinatie van technieken 

Uit het onderzoek van Van der Wijk en Fanchamps blijkt het niet uit te maken of kinderen leren programmeren in een plugged of uplugged omgeving. Beide gehanteerde methoden tonen een positief effect op de ontwikkeling van CT bij basisschoolleerlingen aan. Verder blijkt dat ze meer CT-vaardigheden ontwikkelen als de leerkracht een combinatie van monitoring- én scaffoldingsstechnieken toepast. Daarbij is wel van belang dat de leerkracht deze technieken adequaat beheerst.

Door: Nationale Onderwijsgids