Zieke leerlingen met de klas verbinden met de hulp van digitale middelen

Ook zieke kinderen hebben recht op onderwijs. Daarom zijn scholen verplicht onderwijs te regelen voor langdurig zieke leerlingen. Met behulp van digitale middelen kunnen ze bij hun klas betrokken blijven. KlasseContact en AV1 zijn voorbeelden van tools die zorgen voor verbondenheid tussen de zieke leerling en zijn klas. Onderzoeker en oud-consulent onderwijsondersteuning zieke leerlingen Silvia Klunder en zorgcoördinator Hanneke Martens vertellen wat erbij komt kijken om dit soort tools zo goed mogelijk in te zetten. “Het gevoel van erbij horen is heel belangrijk.” Dat meldt Kennisnet. 

Sinds 1999 zijn reguliere scholen verantwoordelijk voor het onderwijs aan hun zieke leerlingen, of ze nou in het ziekenhuis liggen of thuis zijn. Cijfers over ziektegerelateerd schoolverzuim zijn er niet in Nederland. Daar kan Silvia Klunder zich over verbazen. Als buitenpromovendus bij het interfacultair centrum voor lerarenopleiding, onderwijsonderzoek en nascholing van de Universiteit Leiden (ICLON) doet ze onderzoek naar hybride afstandsonderwijs waarbij reguliere scholen zieke leerlingen met hun klas proberen te verbinden. Tot voor kort was ze consulent onderwijsondersteuning in het LUMC en daarvoor leerkracht basisschool en praktijkonderwijs. “Uit onderzoek in andere landen weten we dat 14 procent van de leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs een chronische ziekte heeft. Per jaar krijgen in Nederland 500 kinderen kanker, maar er zijn natuurlijk veel meer ziektes. Hoeveel schoolverzuim dat oplevert weten we niet.” Ze weet wel dat KlasseContact in Nederland per jaar voor meer dan 700 kinderen wordt ingezet.

Verschillende middelen 

KlasseContact bestaat uit een ict-set met een computer, een beeldscherm met een op afstand bedienbare camera op de top en een losse microfoon in de klas en een laptop voor de zieke leerling thuis of in het ziekenhuis. De leerling maakt via een beveiligde verbinding contact met de set in de klas. “De tijd van de grote, onhandig te verplaatsen tv-schermen uit de beginperiode van KlasseContact is voorbij”, vertelt Hanneke Martens, zorgcoördinator en lerares aardrijkskunde aan het Erasmus College in Zoetermeer. “Nu is het allemaal heel compact. We hebben zelfs een kistje op wieltjes met een stok eraan, zodat leerlingen makkelijk door de school kunnen rijden met de apparatuur.” AV1 is nog compacter: hier gaat het om een robotje met camera en geluid dat opgepakt kan worden om mee te nemen naar het volgende lokaal.

Het voordeel van deze digitale verbindingstools boven de tijdens de coronaperiode vaak gebruikte videobelplatforms, is dat de leerlingen zelf hun camera kunnen bedienen. Klunder: “Die kunnen ze draaien om iets te zien of inzoomen op het bord. Dat geeft dus een grotere autonomie. Ook de beeld- en audiokwaliteit is vaak iets beter.”

Niet altijd in beeld 

Een kind met een sonde in zijn neus of een kaal hoofd door een kankerbehandeling, wil overigens niet altijd met zijn gezicht beeld, weet Klunder door interviews met zo’n 80 scholen die KlasseContact hebben ingezet. De zieke leerling kan zijn eigen camera daarom desgewenst uitzetten. Klunder: “Ik heb een aantal leerlingen met kanker gesproken die op een gegeven moment zeiden: ‘Zo zie ik er nu uit, bekijk het maar.’ En er was een jongetje dat opeens zijn pet afdeed, want die kriebelde. Hij vertelde: ik dacht, ik ga zonder haar, dit is wie ik ben.”

KlasseContact 

De inzet van tools als KlasseContact vergt best wat regelwerk voor scholen. Een deel daarvan kan een consulent onderwijsondersteuning voor zijn rekening nemen. Alleen somatisch zieke kinderen die langer dan zes weken niet naar school kunnen, komen voor KlasseContact in aanmerking. “Onderwijsadviseurs kunnen leerlingen ervoor aanmelden en ervoor zorgen dat de apparatuur kosteloos geplaatst wordt.” Hanneke Martens heeft de ervaring dat de consulenten haar vaak al voor zijn met het opnemen van contact en het regelen van onderwijs voor zieke leerlingen. “Die kunnen ook beter inschatten hoe belastbaar een ernstig ziek kind is. Zeker in het begin van een ziekteproces is onderwijs niet het belangrijkste of eerste waar je aan denkt.”

Bij kinderen met bijvoorbeeld een gebroken been heeft het geen zin om zes weken te wachten op een tool als KlasseContact, dan komen scholen vaak sneller zelf al in actie. Klunder: “Die kunnen zelf een AV-1 aanschaffen of gebruiken platforms zoals MS Teams. Er zijn ook samenwerkingsverbanden van scholen die gezamenlijk een paar AV-1’s inkopen, die dan verdeeld over de scholen kunnen worden ingezet.”

Op het vlak van het regelwerk is er ook een taak weggelegd voor bestuur of schoolleiding, vindt Klunder. “Het zou goed zijn als bestuurders en schoolleiders zich zouden verdiepen in deze materie en het niet alleen maar zien als een tool die kan of moet worden ingezet. Want als je KlasseContact of iets vergelijkbaars inzet, moet je dat ook faciliteren en ervoor zorgen dat er een zorgstructuur is. Denk aan een eerste instructiemoment voor docenten en in elk geval tijd en ruimte om te denken hoe ze het goed kunnen inzetten.”  

Buddy's 

Dat er genoeg buddy’s zijn, is ook een voorwaarde om tools als KlasseContact en AV1 goed te laten werken. Martens: “Het is belangrijk dat je een paar klasgenoten hebt die de zieke leerling liefst zelf heeft aangewezen. Vooral op de middelbare school willen leerlingen hun klasgenoot vaak graag helpen. Als je een leerling hebt die weinig sociale contacten heeft, wijst de mentor er een paar aan.” De buddy’s zorgen er in het voortgezet onderwijs voor dat het apparaat of het robotje van de ene les naar het lokaal van de volgende les wordt gebracht. Klunder: “De buddy heeft ook vaak app-contact met de leerling thuis. Dus als er een vraag is of als iets niet goed zichtbaar is, dan kunnen ze even onderling appen. De docenten hebben dan vaak geen omkijken naar de technische en faciliterende taken.”

Docenten moeten hun aandacht verdelen 

Toch vergt werken met tools voor les op afstand ook van leraren veel energie. Die moeten hun aandacht verdelen tussen de klas en de leerling thuis. “Je ziet docenten worstelen met klassen van 32 leerlingen. Die zeggen: ‘Als ik heel veel tijd aan de zieke leerling geef, dan komen er 31 tekort. Dat kan weleens onbedoeld een belemmering zijn om er wat mee te doen. En als je voor een leerling op afstand de vragen en de antwoorden van de leerling in de klas moet herhalen, kun je zeggen: ‘Dat beperkt mij in mijn tijd’, maar aan de andere kant zitten er in de klas ook altijd leerlingen die de vraag en het antwoord niet horen. Dan is het nuttig als je vraag en antwoord een keer herhaalt. Dat kan ook een opbrengst zijn, daar zijn docenten zich niet altijd van bewust.”

Digitaal verbonden 

De belangrijkste opbrengst van tools als KlasseContact en AV1 is dat leerlingen zich verbonden blijven voelen met hun klas. “Als je die verbondenheid niet meer hebt, dan is het voor de zieke leerling heel lastig om terug te komen of om überhaupt iets aan onderwijs te doen”, stelt Klunder. “In sommige gevallen is de verbondenheid het belangrijkst en is iets leren pas de volgende stap.” Ook blijkt uit onderzoek dat de re-integratie sneller verloopt als ze digitaal verbonden zijn gebleven met de klas. Omdat ze weten hoe een klas eruitziet, weten hoe het werkt.” Verder is er het sociale aspect, het gevoel van erbij horen. “Ik had een interview met een mbo-leerling die net was gestart, maar door ziekte niet verder kon. Hij was blij dat door KlasseContact iedereen in de klas zijn naam al kende en hem al had gezien. Toen ze een groepsfoto gingen maken, hebben ze de KlasseContact-set op de trap neergezet, zodat hij erbij was. Later is hij weer in het mbo ingestroomd.”

Dat zijn de succesverhalen, maar toch is het af en toe echt sleuren om docenten zover te krijgen digitale verbindingstools te gebruiken, vervolgt Klunder. “Er zijn verschillende redenen waarom het niet lukt. Als jij een heel drukke klas hebt, dan is het soms echt lastig om een leerling op afstand erbij te hebben. En als je een leerling hebt die niet zo lekker in de klas ligt of helemaal nieuw is, moet je er hard aan trekken om die erbij te houden. Hoewel je dat waarschijnlijk ook zou moeten doen als die gewoon op school had gezeten. Maar je kunt de docent niet verwijten als het niet lukt. Het is iets wat erbij komt en wat niet in de opleiding zit.” Wat wel werkt volgens Klunder en Martens is nadenken hoe je dit soort tools gaat inzetten. Ook geldt: “Een goede voorbereiding is het halve werk.”

Andere leerlingen 

Breder kijkend naar digitale inclusie mag er wat Klunder betreft best worden nagedacht of tools voor afstandsonderwijs kunnen worden ingezet voor andere leerlingen die tijdelijk niet naar school kunnen. “Denk aan sommige kinderen met autisme, een schoolfobie, een vermoeidheidssyndroom of anorexia, schipperskinderen, of kinderen of jongeren die in detentie zitten. En het zou kunnen helpen bij het oplossen van het lerarentekort. Waarom zou je als leerling op een andere school niet een aantal lessen kunnen volgen of een bepaald vak dat op je eigen school niet wordt gegeven?”

Leerlingen met bepaalde angsten of een depressie ziet Martens niet per se als doelgroep voor afstandsonderwijs. “Dat zijn vaak leerlingen wiens hoofd de lesstof en of een drukke klas toch al even niet aankan. Die hebben meer aan een rustige, prikkelarme omgeving zoals de Time-inn ruimte die wij hier op school hebben.”

Interactie tussen thuis en de klas 

Zien Klunder en Martens nog verbeterpunten voor tools als KlasseContact en AV-1? “Hoewel een klein scherm wel handig is voor het verplaatsen van de apparatuur, is soms lastig te zien wat de leerling thuis doet”, zegt Martens. Klunder haalt een NRO-project aan dat in juni 2023 wordt afgerond en waaruit verbeterpunten naar voren komen. “Ik denk in ieder geval dat het belangrijk is dat docenten zich bewust zijn van het feit dat het toch een andere manier van lesgeven is en dat ze iets moeten doen om de interactie tussen thuis en de klas en de docent tot stand te brengen. En ja, daar kunnen ze ondersteuning bij gebruiken.” Ze raadt leraren dan ook aan tips met elkaar uit te wisselen, wat vaak vergeten wordt.

Door: Nationale Onderwijsgids