'Stad zoekt toga': Rathenau Instituut geeft relatieadvies

Steden en dorpen willen structureel samenwerken met universiteiten en hogescholen. Maar hoe? Het Rathenau Instituut laat in het rapport ‘Stad zoekt toga’ zien wat komt kijken bij een verantwoorde, vruchtbare en structurele samenwerking. Daarbij is ook aandacht voor de kleinere gemeenten die niet een universiteit of hogeschool in hun buurt hebben. Dit meldt het Rathenau Instituut.

Het rapport van het Rathenau Instituut verkent in acht casestudies de mogelijkheden voor universiteiten en hogescholen om als structurele kennispartner voor gemeenten te fungeren. Het is gebaseerd op dertig interviews, deskresearch, literatuurstudie en eerder onderzoek van het instituut.
 
Van oudsher zijn er relaties tussen gemeenten en kennisinstellingen. Voorheen ging het vooral over huisvesting, het culturele klimaat en de economische ontwikkeling in de regio. Nu staan vaker de eigen kennisbehoeften van de gemeenten centraal. Dat komt mede door de decentralisatie van beleidstaken van het Rijk naar gemeenten.
 
Het blijkt dat universiteiten en hogescholen goed kunnen samenwerken met gemeenten, maar dat het niet vanzelf gaat. Het rapport benoemt een aantal knelpunten die bij de samenwerking kunnen ontstaan. Een voorbeeld is dat de samenwerking voor beide partijen een buitenbeentje blijft. Een ander knelpunt zijn de beperkte budgetten. Daarnaast kan de gemeente veel enthousiaster zijn dan de universiteit, of andersom. Verder is het lastig om intensief samen te werken, maar toch gepaste afstand te houden. 
 
Het Rathenau Instituut geeft ook oplossingen, of ‘handelingsperspectieven’ om met de spanningen en knelpunten om te gaan. Melanie Peters, directeur van het Rathenau Instituut: “Dat klinkt als een soort relatieadvies voor gemeenten, hogescholen en universiteiten. Maar beleidsnabij onderzoek is echt een vak apart. Daarbij kunnen gemeenten en provincies leren van de ervaring die het Rijk op landelijk niveau heeft met gespecialiseerde publieke kennisorganisaties zoals het RIVM, het CBS en het KNMI.”
 
Door: Nationale Onderwijsgids