Rathenau Instituut: Nederlandse universiteiten hanteren veel tijdelijke contracten

Nederlandse universiteiten hebben een relatief hoog aandeel tijdelijke medewerkers in vergelijking met het Europees gemiddelde, vooral in de fase na de promotie. Onderling varieert het aandeel tijdelijke contracten bij universiteiten sterk. Dat geldt met name voor docenten en universitair docenten. Dit blijkt uit een nieuw onderzoek van het Rathenau Instituut. 

De afgelopen jaren is er veel discussie over tijdelijke contracten bij universiteiten. Het gaat dan vooral over de fase na de promotie. De discussie over tijdelijke contracten bij universiteiten past in een breder maatschappelijk debat over tijdelijke aanstellingen en onzekerheden op de arbeidsmarkt. Ten behoeve van deze discussie heeft het Rathenau Instituut in een nieuw factsheet de cijfers over tijdelijke contracten bij universiteiten in perspectief geplaatst.
 
Tussen 2005 en 2018 steeg het percentage tijdelijke contracten voor docenten en universitair docenten (UD’s) het sterkst, met respectievelijk 12 procent en 10 procent. Opvallend is het sterke verschil tussen Nederlandse universiteiten onderling. Het totale percentage tijdelijke contracten varieert van 33 procent tot 51 procent. Er zit vooral veel variatie in het percentage tijdelijke contracten bij universitair docenten (van 1 procent tot 59 procent) en bij docenten (van 27 procent tot 87 procent).
 
Universiteiten zitten met hun aandeel tijdelijke contracten boven het landelijk gemiddelde. In 2018 heeft 27 procent van alle werknemers in Nederland een tijdelijk contract. Universiteiten zitten daar met gemiddeld 41 procent boven – promovendi meegerekend. Rekenen we promovendi niet mee, dan ligt het percentage tijdelijke contracten bij universiteiten met 29 procent dichter het landelijk gemiddelde van 27 procent.
 
In vergelijkend Europees perspectief hebben Nederlandse universiteiten een hoog aandeel tijdelijke medewerkers. Voor alle carrièrefasen ligt het aandeel tijdelijk personeel in Nederland hoger dan het gemiddelde in de Europese Unie. Met name voor de fase direct na de promotie is het verschil groot. In Nederland heeft 78 procent in 2016 een tijdelijk contract, terwijl het EU-gemiddelde 50 procent is.   
 
Alexandra Vennekens, onderzoeker bij het Rathenau Instituut: "Elke universiteit is een unieke organisatie die, binnen de cao, haar eigen personeelsbeleid voert. Als universiteiten hun aandeel tijdelijke contracten willen terugdringen, zouden ze met elkaar in gesprek kunnen gaan. We zien bijvoorbeeld bij een aantal universiteiten het percentage tijdelijke universitair docenten dalen ondanks stijging van de studentenaantallen en de projectfinanciering. Universiteiten kunnen wellicht leren van de verschillen in aanpak."