Normal_monteur

De oproep van Marianne Zwagerman om te stoppen met mensen ‘laagopgeleid’ te noemen, deed enorm veel stof opwaaien. De opiniemaker en schrijver heeft het liever over ‘praktisch opgeleid’. Ze kreeg veel lof, maar ook kritiek op haar optreden. Hoe fout is het op mensen laagopgeleid te noemen?

Marianne Zwagerman is er zelf ondersteboven van. Toen zij vorige week op een bijeenkomst voor ondernemers een emotioneel betoog hield over hoe een grote groep mensen wordt weggezet als ‘laag’, had zij niet kunnen vermoeden dat het filmpje een miljoenenpubliek zou bereiken. Onder meer via haar eigen Facebookpagina, maar ook op grote videosites als YouTube en Dumpert stroomden de reacties binnen.

“Het is voor mij niet meer bij te houden”, zegt de hoofdrolspeelster er zelf over. “Het is zoveel. Ik denk dat ik nog geen tien procent van alle reacties heb gelezen. Alleen al op Facebook is het filmpje 50.000 keer gedeeld. Op 50.000 pagina’s zijn mensen met elkaar in discussie hierover. Het is overweldigend.”

Verboden woorden

Zwagerman reageerde fel toen iemand op de bijeenkomst haar vroeg hoe bouwbedrijven lager geschoold personeel aan zich kunnen binden gezien de grote tekorten in die sector. De woorden ‘lager geschoold personeel’ wilde ze niet meer horen, zo diende ze de vragensteller van repliek.

Het is niet zo dat Zwagerman dit pleidooi voor het eerst hield. Ze schreef het al eens op in haar Kluitjesvolk en ook in een column uit 2016 in de Volkskrant beargumenteerde ze dat de tweedeling in Nederland allang niet meer loopt tussen links en rechts of tussen arm en rijk, maar tussen hoog- en laagopgeleid. Volgens haar heeft de hoogopgeleide minderheid (minder dan 30 procent van de bevolking) de macht gegrepen. De termen laag- en hoogopgeleid vervangen door praktisch en theoretisch opgeleid, dat zou een eerste stap in de goede richting zijn, aldus Zwagerman.

Niksnutten

“Ik kom uit een ondernemersfamilie die drijft op praktisch geschoolde mensen”, zegt Zwagerman tegen de Nationale Onderwijsgids. “Dan heb ik het over kraanmachinisten, vrachtwagenchauffeurs. Wij kijken een beetje neer op zogenaamd hoogopgeleide mensen. Dat vinden wij een beetje niksnutten. Toen ik zelf op de middelbare school kwam, merkte ik dat mijn omgeving precies andersom dacht.”

Zwagerman legt uit dat de emotie in haar betoog voortkomt uit het ambassadeurschap voor VMBO On Stage. Ze werd geraakt door een 12-jarig jongetje dat op een bijeenkomst waar bedrijven zich presenteren dapper liep naar een tafel waar een loonwerkersbedrijf zich had opgesteld. “Ik dacht, dat jongetje kan al heel goed trekkerrijden. Dat straalde hij uit. Hij weet nu al zoveel meer van trekkers dan heel veel volwassenen. Waarschijnlijk is hij op zijn 21ste druk bezig op het land, suikerbuiten aan het rooien, en hem noemen we laagopgeleid. Dat is onverteerbaar en de emotie die veel mensen voelen. 70 procent van de beroepsbevolking in Nederland hoort bij deze groep die zich minderwaardig voelt bekeken.”

U verkondigt deze boodschap al veel langer, maar het wordt nu pas massaal opgepikt. Hoe kan dat?
“Je ziet dat beeld krachtiger is dan woord, maar het komt denk ik vooral omdat ik het met emotie breng. Het zinnetje ‘hoe wreed is het om tegen een kind van 12 jaar te zeggen: jij bent laag’ schudt mensen wakker. Je moet ze niet laag noemen, want ze zijn ook echt niet laagopgeleid. Een automonteur is hooggeschoold in zijn vakgebied, maar die noemen we laag. En mensen die niet meer kunnen dan een boekje lezen noemen we hoog.”

U krijgt ongetwijfeld ook de nodige kritiek. Uit welke hoek komt die?
“Nou, dat zijn eigenlijk alleen maar studenten vrijetijdskunde. Zij zeggen: ‘Het is een krachtig pleidooi, maar waarom moet je nu weer andere beroepsgroep onderuit halen’? Die emotie snap ik, maar als ik mijn boodschap genuanceerder had gebracht, had ik 300 views gekregen. Omdat ik er zo met gestrekt been inga, hebben al meer dan twee miljoen mensen het gezien. Het gaat mij er ook niet om om één groep aan te pakken. Ik noem journalisten ook wel eens als voorbeeld. Dat is ook geen studie waar ik een hoge pet van op heb. Ga accountancy studeren en ga dan als journalist de financiële wereld in.”

Steeds meer groepen pleiten voor de afschaffing van bepaalde woorden. Omstreden straatnamen mogen niet meer, geen ‘dames en heren’ op het station, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Uw boodschap lijkt perfect te passen in deze discussie.
“Ik denk niet dat het daar iets mee te maken heeft. Het gaat niet alleen om de label, maar mensen moeten er echt van doordrongen zijn dat een automonteur niet laagopgeleid is. Die mensen moeten langzamerhand waardering eisen. De macht moet terug naar het ambacht.”

De volgende stap is dat het salaris gelijk wordt getrokken.
“Nu maak je een enorme denkfout! Een automonteur of stukadoor verdient meer dan jij met je opleiding journalistiek. Ik denk dat bijna alle journalisten minder verdienen dan een goede automonteur. Wanneer je naar de statistieken (30 procent hoogopgeleid, 70 procent laag) kijkt, zie je dat er iets niet goed gaat. De indelingen van het Centraal Bureau voor de Statistiek kloppen niet. De groep van hoogopgeleide mensen wordt scheefgetrokken omdat er miljonairs bijzitten. Hetzelfde geldt voor de laagopgeleide mensen, waar alles op bijstandsniveau wordt meegenomen. Als je dat eruit zou filteren, wat CBS echt moet doen, krijg je een heel ander beeld. Ambachtsmensen verdienen meer dan heel veel hoogopgeleide mensen.”

Wat is de reactie van de koepelorganisaties in het onderwijs als u deze boodschap verkondigt?
“Ik vind dat zij te politiek correct reageren. Het is inderdaad wreed om mensen laag te noemen, zeggen ze dan. Het gaat erom dat je het opleiden van praktische mensen belangrijker maakt. Dat gebeurt te weinig. Al die instellingen hebben veel te lang ingezet op Nederland als een kenniseconomie. Het opleiden van ambachtsmensen is te veel een ondergeschoven kindje. Dat zie je op allerlei gebieden. Het Lyceum staat op de gracht en het vmbo op het laagste puntje van het industrieterrein. Je zou helemaal vanaf de grond naar het onderwijsstelsel moeten kijken. Wordt het geld eerlijk verdeeld tussen praktisch en theoretisch? Het antwoord is nee. Beschikken ze over dezelfde faciliteiten? Nee. Al die instituties moeten kijken of ze de leerlingen die praktisch worden opgeleid voldoende waarderen.”

Doen bestuurders van deze instellingen iets met uw woorden?
“Nee. Dat komt omdat zij niet zijn opgegroeid zoals ik. Als ik tegen ze zeg dat een kraanmachinist meer kan dan zij kunnen, zie je ze knikken. Maar zij kennen die mensen helemaal niet. Ze spreken nooit kraanmachinisten of loodgieters. Het is een wereld die zij niet kennen. Het is voor hen moeilijk om zich te kunnen inleven. De boodschap wordt niet op de goede plek voldoende gevoeld.”

MBO Raad: Wij houden het voorlopig bij middelbaar opgeleid

De MBO Raad vindt het goed dat er discussie ontstaat over de typeringen ‘laagopgeleid’ en ‘hoogopgeleid’ en is blij met de herwaardering van het vakmanschap. Wel is er bij de koepelorganisatie twijfel over de nieuwe typeringen ‘praktisch’ en theoretisch’. “Wij houden het voorlopig bij middelbaar en hoogopgeleid”, zegt woordvoerster Marije Hulsbosch. “Als je van het mbo doorstroomt naar het hbo, zou je van praktisch naar theoretisch doorstromen. Dat is ook een beetje typisch.”

JOB: MBO Raad heeft het niet begrepen

JOB, de belangenbehartiger van mbo-studenten, is het op alle punten eens met Marianne Zwagerman. Ook pleiten zij voor de termen praktisch en theoretisch opgeleid. “Iemand laagopgeleid noemen slaat ook gewoon nergens op”, zegt vicevoorzitter Jasper van Doremalen. “Middelbaar opgeleid? Nee, daar kunnen wij ons niet in vinden. Dan houd je de tegenstelling en impliceer je een niveauverschil. Dat is precies het punt van Zwagerman: er is geen niveauverschil, het is alleen ander soort werk. De MBO Raad heeft niet goed begrepen waar het pleidooi over gaat.”

© Nationale Onderwijsgids / Frank Molema