Op stage met een beperking: onderzoek toont dat er nog veel moet verbeterenc

Praktijkopleiders van leerbedrijven doen de nodige aanpassingen om een stage van een student met een beperking te laten slagen. Maar ze voelen zich in sommige gevallen niet verantwoordelijk voor de professionele ontwikkeling van de student. Dit blijkt uit een afstudeeronderzoek naar de ervaringen van praktijkopleiders met het aannemen van mbo-studenten met een beperking. Dit meldt Ieder(in). 

Studenten uit het mbo kunnen bij zogenaamde leerbedrijven een stage of leerbaan vervullen. Daarbij worden ze begeleid door de praktijkopleider van het betreffende bedrijf. Lotte Visser interviewde in het kader van haar afstudeeronderzoek – voor de Master Comtemporary Social Problems – 17 praktijkopleiders uit bedrijven van verschillende grootte en uit verschillende sectoren.

Extra begeleiding

Alle praktijkopleiders hebben sociale aanpassingen gerealiseerd om een stage of leerbaan van een student met een beperking goed te laten verlopen. Vaak gaat het dan om extra begeleiding. Andere voorbeelden van aanpassingen zijn: flexibele pauzes en aangepaste werkroosters en het aanbieden stappenplannen. Daarbij is er geen verschil tussen grote en kleinere bedrijven.

Negatieve houding

Wel blijken praktijkopleiders in de sector zorg over het algemeen minder flexibel bij het realiseren van deze sociale aanpassingen. Omdat werkprocessen en planningen volgens hen niet makkelijk aangepast kunnen worden. Verder komt uit het onderzoek naar voren dat praktijkopleiders in de sector zorg en de sector gastvrijheid minder snel een stageplek aanbieden aan studenten met een fysieke of zintuigelijke beperking, omdat zij aannemen dat patiënten of klanten een negatieve houding hebben tegenover studenten uit deze doelgroep.

Fysieke aanpassingen

Wat betreft fysieke aanpassingen op de werkplek zijn de meeste praktijkopleiders terughoudend. Gezien de relatief korte duur van de stages vinden ze die niet goed realiseerbaar. Drie kleine bedrijven vormen hierop een positieve uitzondering.

Tegenprestatie

De praktijkopleiders vinden dat dat het begeleiden van een student met een beperking veel tijd en energie kost vanwege de aanpassingen die gerealiseerd moeten worden. Ondanks dit nadeel beschouwen de meeste praktijkopleiders de stage als een succes wanneer de student een gemotiveerde houding heeft en de stageperiode afmaakt. De gemotiveerde houding wordt vaak gezien als een tegenprestatie voor de extra tijd die vrij gemaakt moet worden. Verder vindt een meerderheid van de praktijkopleiders het noodzakelijk om op de hoogte te zijn van de beperking om passende begeleiding aan te kunnen bieden.

Lage verwachtingen

Opvallend is dat een meerderheid van de praktijkopleiders geen druk ervaart om stagiairs te laten voldoen aan de norm voor vaardigheidsontwikkeling die is vastgesteld door de opleiding. Zij vinden het de verantwoordelijkheid van de stagiair zelf om uiteindelijk de opleidingseisen te behalen, of leggen de verantwoordelijkheid bij school neer. Bij sommige praktijkopleiders geldt dit met name voor studenten met een beperking. Met andere woorden, ze hebben lage verwachtingen van deze studenten en voelen zich niet verantwoordelijk voor hun professionele ontwikkeling.

Aanbevelingen

In de samenvatting van haar onderzoek schrijft Lotte Visser: “Er kan worden gesteld dat we onderweg zijn naar een toegankelijke beroepspraktijkvorming voor studenten met een beperking maar dat er nog verbeterpunten zijn.” Ze komt daarvoor zelf met twee aanbevelingen. De eerste richt zich op het verbeteren van de kwaliteit. Hierbij gaat het erom dat praktijkopleiders meer verantwoordelijkheid gaan dragen voor de professionele ontwikkeling van stagiairs met een beperking. Om dit verantwoordelijkheidsgevoel te bewerkstelligen moet er frequenter contact komen tussen praktijkopleiders, scholen en de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven.

De tweede aanbeveling richt zich op de scholen. Die moeten tijdens de voorbereiding van de stageperiode studenten met een beperking handvatten geven op welke manier zij hun beperking of ondersteuningsbehoefte bespreekbaar kunnen maken. Dit sluit aan bij de uitkomst van het onderzoek dat praktijkopleiders gebaat zijn bij kennis over de beperking van de stagiaire. Lotte werd bij haar stage begeleid door beleidsmedewerker Lydia Vlagsma van Ieder(in).

Door: Nationale Onderwijsgids