Zo daalt het budget voor onderwijsachterstanden sinds 2011 elk jaar met 25 miljoen euro. Dat gebeurt omdat uit cijfers blijkt dat er steeds minder kinderen het risico lopen op een achterstand, volgens het kabinet. Het CBS echter heeft al eerder laten zien dat de overheid een verkeerde definitie gebruikt voor het bepalen van het aantal potentiële achterstandsleerlingen. In de nieuwe definitie wordt zowel het opleidingsniveau van ouders meegenomen als ook de wijk, het inkomen en de afkomst. Hiermee lopen 290.000 kinderen risico op een achterstand tegen 136.000 leerlingen op basis van de oude definitie.

 

Volgens Dekker wordt er gewerkt aan een nieuwe bekostigingssystematiek, waarin rekening gehouden wordt met de cijfers van het CBS maar ook met de voorgenomen bezuinigingen. Hij legt de verantwoordelijkheid om met het beschikbare geld om te gaan bij de scholen en gemeenten neer.

 

Begin dit jaar schreven organisaties zoals de PO-Raad, de VNG en kinderopvangorganisaties een brandbrief aan Dekker over de plannen. Ze pleitten daarin voor een jaarlijkse 100 miljoen euro extra om onderwijsachterstanden bij jonge kinderen weg te werken, in plaats van de bezuinigingen van 65 miljoen euro die Dekker wil doorvoeren.