Normal_film

Filmdocent Malu Sanders van het 4e Gymnasium in Amsterdam is uitgeroepen tot Filmleraar van het Jaar. Eén schooljaar lang zal zij het boegbeeld zijn voor filmeducatie in het onderwijs. Maar wat houdt filmeducatie eigenlijk precies in? Malu Sanders legt het graag aan ons uit. 

De verkiezing van de Filmleraar van het Jaar is in het leven geroepen door Eye Filmmuseum en het Netwerk Filmeducatie, om meer aandacht te vestigen op het belang van filmeducatie. Malu Sanders – die als winnaar werd verkozen boven Jeroen Helmers van het Blariacumcollege in Venlo en Maurice Ermen van basisschool De uitvinding in Enschede – kreeg de prijs omdat zij het lesprogramma voor het vak film op het 4e Gymnasium zelf ontwikkelde, en in alles wat zij doet een ambassadeur is voor filmeducatie: ze organiseert en coördineert filmvertoningen in en buiten school, neemt haar leerlingen mee naar filmfestivals, helpt leerlingen hun eigen films te ontwikkelen en begeleidt ze naar het Nationaal Filmfestival voor Scholieren en internationale jongerenfilmfestivals. In haar lessen besteedt zij niet alleen aandacht aan de theorie – filmgeschiedenis en filmanalyse – maar ook nadrukkelijk aan de praktijk; leerlingen leren zelf films te maken. “Wij denken dat leerlingen door zelf film te maken beter leren omgaan met beelden, als beeldconsument en als maker."

Verdwijnen in film

Zelf zat Sanders als kind al veel voor de tv, uren kon ze doorbrengen met het kijken naar films, en naar videoclips op muziekzenders MTV en TMF. Niet zo verrassend dus dat ze later professioneel met film aan de slag zou gaan. Toch was dat in eerste instantie niet haar plan; ze probeerde eerst een paar andere studies, voordat ze tot de conclusie kwam dat ze haar hart moest volgen. “Mijn ouders zeiden op een gegeven moment: misschien moet je gaan kijken naar iets wat je écht leuk vindt. Toen kwam ik dus uit op film- en televisiewetenschappen, want dat was iets wat ik altijd interessant heb gevonden. Het voelde echt als een pretstudie, met hoorcollege in de bioscoop, het was supertof om de hele tijd bezig te zijn met film en televisie.”

Wie Sanders’ cv bekijkt kan het woord ‘film’ niet ontgaan; ze liep stage bij het Filmmuseum en de Tilburgse Filmfoyer, werkte als filmproducer en heeft sinds een paar jaar haar eigen bedrijfje in filmeducatie. En sinds 2012 werkt ze dus als docent film op het 4e Gymnasium. Film, film en nog eens film. Waar komt die liefde voor film vandaan? “Wat ik zo mooi vind aan film is dat een filmmaker je meeneemt en dat je een paar uur kunt verdwijnen in een andere wereld. Dat heb ik van kleins af aan al heel tof gevonden. Mijn moeder zei altijd: zit je nu alweer voor de tv, ben je nu alweer films aan het kijken? Tegenwoordig probeer ik eens per week naar de bioscoop te gaan, maar dat lukt niet altijd. Thuis kijk ik wel veel, maar in een ideale situatie zou ik nog veel meer kijken. Eigenlijk zou je als filmdocent één dag in de week kijktijd moeten krijgen om het een beetje bij te houden, maar dat zal er wel niet inzitten.”

Overspoeld door beelden

Na haar bachelor film- en televisiewetenschappen aan de Universiteit Utrecht volgde een master kunst- en mediabeleid aan diezelfde universiteit, waarna een blik op de arbeidsmarkt in de culturele sector in crisisjaar 2008 Sanders deed besluiten nog een lerarenopleiding te volgen: aan de Universiteit van Amsterdam haalde ze haar eerstegraadsbevoegdheid tot docent in de kunstvakken. “Tijdens mijn bachelor had ik een minor kunsteducatie gedaan, en ik had altijd wel in mijn achterhoofd: ik kan ook iets met onderwijs gaan doen. En daarna kwam alles dus samen: mijn liefde voor film en lesgeven.”

Na een aantal jaar Culturele Kunstzinnige Vorming (CKV) te hebben gegeven op verschillende scholen werkt Sanders nu alweer ruim zeven jaar op het 4e Gymnasium, als docent film en kunst algemeen. Het vak film wordt op die school schoolbreed gegeven, met een doorlopende leerlijn van jaar 1 tot en met 6. Zo zou Sanders dit het liefst op alle scholen zien, want ze is ervan overtuigd dat filmeducatie van groot belang is, zeker in de huidige tijd: “Je wordt tegenwoordig overspoeld met beelden, op televisie en internet, op je telefoon, die op allerlei momenten binnenkomen en je overvallen. Het is heel belangrijk dat jongeren leren daarmee om te gaan en dat kunnen plaatsen en zich überhaupt bewust zijn van dat dat allemaal binnenkomt. En erover na te denken: wat is het doel van de makers van deze filmpjes, wat willen ze van mij? Leren nadenken over beelden is in deze tijd belangrijker dan ooit.”

Iedereen kan films maken

Niet alleen worden we overspoeld door beelden – op Facebook, Twitter, Netflix, Instagram, YouTube, Tiktok, Snapchat en op televisie – maar ook maken we zelf steeds meer beelden. Zeker jongeren: alle leerlingen hebben tegenwoordig een camera op hun telefoon. Sanders: “Met je telefoon en een eenvoudig edit-programmaatje kan iedereen tegenwoordig films maken. Leerlingen delen zelf ook veel. Dan is het wel leuk dat je een beetje weet over hoe en wat. Hoe je je eigen verhaal kunt vertellen door middel van beeld. Het is alsof je een taal leert; je moet weten hoe het met grammatica zit en je moet je woordenschat verbreden voordat je echt iets zinnigs kunt zeggen, in plaats van alleen ‘dankjewel’ en ‘eet smakelijk’.”

Hoewel film op het 4e Gymnasium een praktijkvak is, beginnen opdrachten altijd met analyse en theorie. Leerlingen moeten hun keuzes als maker kunnen beargumenteren, niet zomaar wat gaan doen. In de eerste klas vormt Martin Scorcese’s Hugo – waarin het verhaal van de Franse filmpionier Georges Méliès wordt verteld – bijvoorbeeld een dankbaar analyse-object, omdat die film perfect aansluit bij de filmgeschiedenis die in het vak behandeld wordt. In de derde klas wordt Baz Luhrmanns moderne klassieker Romeo + Juliet aan een analyse onderworpen. Verder probeert Sanders qua lesmateriaal vooral veel te variëren: “Ook om het voor mezelf een beetje leuk te houden, Hugo en Romeo + Juliet heb ik volgens mij allebei al veertig keer gezien. Maar sowieso zijn heel veel films geschikt om te bespreken. Altijd als je beter gaat kijken, als je kijkt naar het camerawerk en naar de montage en naar het spel en naar de vormgeving en de mise-en-scène, het geluid, dan kan je er altijd wel iets uithalen dat de leerlingen nog niet gezien hadden en steeds dichterbij de ideeën van de maker komen. Dat kan volgens mij met bijna alles, ook met slechte dingen. Dan kan je bijvoorbeeld ook bespreken: wat zou deze persoon de volgende keer beter kunnen doen?”

Leerlingenfilms

De opdrachten zijn zo opgesteld dat leerlingen naarmate hun schoolcarrière vordert ze in aanraking komen met zo ongeveer alle filmische genres en aspecten; animaties, documentaires, films met geluid als uitgangspunt, montage-experimenten, videokunst, alles komt voorbij. En ook de onderwerpen van leerlingenfilms kennen een grote variëteit: “In de onderbouw maakten leerlingen bijvoorbeeld een soort documentaire over hoe mensen uit verschillende leeftijdscategorieën omgaan met daten en online dating. Maar er was ook een mockumentary – dus een nepdocumentaire – over het klimaat, en een fictiefilm over depressiviteit en zelfmoord, dus hele zware thematiek. In de bovenbouw zijn thema’s die veel terugkomen bijvoorbeeld stress, door school en door keuzes in het leven, maar ook hele grote filosofische verhalen of juist hele kleine liefdesverhalen.”

Vanwege de praktische insteek van filmlessen en de alomtegenwoordigheid van beeld – die voor alle jongeren immers hetzelfde is – denkt Sanders dat filmeducatie ook zeer geschikt is voor andere schooltypes dan hoofdstedelijke gymnasia. “Filmeducatie is juist iets voor iedereen: films maken en nadenken over hoe je een film maakt en hoe je filmische middelen inzet, dat kan op elk niveau. Je moet als docent goed aanvoelen wat leerlingen aankunnen en in welke stappen je dingen moet aanbieden. Misschien maak je dan andere keuzes in hoe snel je gaat met een opdracht, of hak je een opdracht wat meer in stukjes, daar kan je mee variëren. Maar ik denk zeker dat je ook in andere schooltypes tot vergelijkbare eindproducten kunt komen.”

De toekomst van filmeducatie

Sanders was al voor haar verkiezing tot Filmleraar van het Jaar actief binnen het Netwerk Filmeducatie, dat de communicatie en uitwisseling tussen leraren en instellingen die zich bezighouden met filmeducatie probeert te stimuleren. Die onderlinge uitwisseling versterken ziet de Filmleraar van het Jaar als een van de belangrijkste doelstellingen voor de toekomst van filmeducatie: “Waar veel docenten en instellingen voorheen in een kleine cirkel bezig waren met filmeducatie, worden de krachten nu meer gebundeld, dat is heel belangrijk. Dat niet iedereen op zijn eilandje zit, maar dat we een netwerk van bruggen bouwen tussen de eilandjes. Zodat filmeducatie uiteindelijk hopelijk op elke school vast onderdeel van het curriculum kan worden, dat zou prachtig zijn.”

© Nationale Onderwijsgids / Harmen van der Meulen