28 augustus 2013 om 08:37
8 minuten lezen
De feiten over stille bezuinigingen in het primair onderwijs
Het primair onderwijs kampt met de gevolgen van zogenoemde stille bezuinigingen die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden. Sinds enkele weken is er in de media volop aandacht voor deze problemen. Maar wat zijn deze stille bezuinigingen precies? En hoe erg zijn die? De PO-Raad heeft enkele vragen en antwoorden, feiten en cijfers op een rij gezet. Lees ze hieronder.
De feiten over stille bezuinigingen in het primair
onderwijs
Het primair onderwijs kampt met de gevolgen van zogenoemde stille bezuinigingen die de afgelopen jaren
hebben plaatsgevonden. Sinds enkele weken is er in de media volop aandacht voor deze problemen. Maar wat
zijn deze stille bezuinigingen precies? En hoe erg zijn die? De PO-Raad heeft enkele vragen en antwoorden,
feiten en cijfers op een rij gezet.
-Bezuinigingen op het onderwijs? Volgens het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) komt er
per leerling juist geld bij. Hoe zit dat?
Deze kabinetsperiode krijgen scholen er per leerling inderdaad geld bij vergeleken met eerdere jaren. Maar in
de praktijk stijgen de kosten voor scholen en hun besturen veel harder. Het ministerie van Onderwijs
Cultuur en Wetenschap (OCW) compenseert die kosten niet volledig. Netto gaan scholen er dus op achteruit. Wij
spreken daarom van ‘stille bezuinigingen’. Alleen al deze ontwikkeling heeft sinds 2010 in het primair onderwijs
geleid tot een netto achteruitgang van 550 miljoen euro. Per school gaat het gemiddeld om ca. 75.000 euro. Dat
staat gelijk aan 1,3 voltijds (FTE) lerarenbanen op een school. Omdat een school met 220 leerling jaarlijks 1,1
miljoen euro ontvangt, gaat het meteen om een terugloop van 7 procent op de begroting. De politiek
spreekt pas over bezuinigingen als het om ‘ombuigingen’gaat en om grote getallen.
-Om wat voor kosten gaat het hier?
Het gaat onder meer om gestegen arbeidskosten. De werkgeverslasten (o.a. pensioenpremie, ziekteverzuim
(specifiek de premie die aan het Vervangingsfonds moet worden betaald)) zijn dit jaar met ruim 1 procent
gestegen, terwijl de scholen maar 0.17 procent compensatie kregen van de overheid. De PO-Raad schatdat scholen ongeveer 120 miljoen euro meer kwijt zijn aan werkgeverslasten dan ze gecompenseerd kregen.
Dat bedrag staat gelijk aan een verlies van 2100 voltijds lerarenbanen. Aangezien een gemiddelde leerkracht eenaanstelling heeft van 0,75 FTE praten we over ongeveer 2800 leerkrachten.
Daarnaast loopt de totale bekostiging voor materiële voorzieningen zoals energie, gebouwonderhoud,
lesmethoden, ICT, schoonmaak, meubilair al jaren achter op de daadwerkelijke kosten die schoolbesturen moeten maken. Uit een evaluatie van het ministerie van OCW bleek in 2006 dat een school wat dat betreft gemiddeld
per jaar 23.000 euro tekort komt. Voor de hele sector hebben we het hier in totaal over ca. 200 miljoen euro.
Drukken we dat wederom uit in aantal leerkrachten, dan gaat het om een verlies van ongeveer 3500 FTE of 4700
personen. Schoolbesturen geven aan dat de situatie sindsdien eerder is verslechterd dan verbeterd.
-Hoe erg is dat? Het primair onderwijs doet het goed, blijkt uit onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs.
Schoolbesturen hebben eerst geprobeerd te bezuinigen op zaken die het onderwijs in de klas (ogenschijnlijk) nietdirect raken zoals lesmateriaal, bestuur en management,onderwijsondersteuners, intern begeleiders,
vakleerkrachten, of onderhoud aan gebouwen. Dat verklaart tegelijkertijd waarom de ontslagen in het
onderwijs de afgelopen jaren amper hebben geleid tot grotere klassen. Veel scholen hebben nu echter geen
vlees meer op de botten. De PO-Raad hoort hier veel signalen over van haar leden. De schoolbesturen
ontkomen er nu dan ook niet aan maatregelen te nemen die wél direct invloed hebben op de groepsgrootte.
Ontslagen zullen niet uitblijven.
-Is dat niet te voorkomen? Zijn er geen andere posten
waar schoolbesturen op kunnen bezuinigen?
Nee. De rek is er echt uit. De schoolbesturen hebben de
afgelopen jaren namelijk te maken gekregen met een
stapeling van financiële tegenvallers.
1. Eerdere kabinetten – vanaf Balkenende IV –
hebben ook al op onderwijs bezuinigd.
Maatregelen als het gevolg van kabinetsbeleid
onder Balkenende IV, Rutte I, het Lenteakkoord
en Rutte II leidden in 2010 tot een korting van 60
miljoen euro. Dit jaar (2013) gaat het om 2015
miljoen euro en in 2017 om bijna 350 miljoen
euro. 2. Het dalende leerlingenaantal. Scholen krijgen
minder geld naarmate ze minder leerlingen
lesgeven, maar vaste kosten voor bijvoorbeeld
klaslokalen en energie blijven gelijk. Het vertrek
van enkele leerlingen kan scholen al in een lastig
parket brengen. Een reguliere basisschool krijgt
voor een leerling gemiddeld 5.000 euro. Tien
leerlingen minder betekent het ontslag van één
leerkracht.
3. Daarbij wordt er ook steeds meer van het
onderwijs verwacht. De financiële ruimte neemt
af. De ambities en bekostiging van het primair
onderwijs lopen uit de pas, concludeerde ook de
Algemene Rekenkamer onlangs.
4. Schoolbesturen krijgen minder subsidies van
gemeenten. Er is bijvoorbeeld bezuinigd op
onderwijsbegeleiding, op vakleerkrachten en
gesubsidieerde arbeid (o.m. conciërges). Veel
gemeenten geven daarnaast niet al het voor
onderwijsachterstanden beschikbare geld uit aan
dat doel. Dat geldt ook voor het geld voor
huisvesting. De exploitatielasten voor
schoolbesturen nemen daardoor toe.
-Wat merken scholen en leerlingen van die stille
bezuinigingen en andere tegenvallers?
Verschillende dingen:
1. Scholen moeten bezuinigen en werknemers ontslaan.
Tussen 2009 (peildatum 1 oktober 2009) en 2012 (peildatum 1 oktober 2012) zijn er in totaal al 13.000 van
de ongeveer 133.000 voltijdsbanen (FTE) in het primair
onderwijs verloren gegaan. Het gaat om zowel
leerkrachten als onderwijsondersteuners, conciërges etc. Kijken we alleen naar de leraren, dan werkte in het
primair onderwijs 9,5 procent minder leraren in 2012
dan in 2009. De verwachting is dat die ontwikkeling zich
doorzet.
2. Dat scholen leraren moeten ontslaan, is extra
vervelend omdat de kosten van werkloosheid hoog zijn.
Schoolbesturen betalen zelf de kosten voor werkloos
onderwijspersoneel. Ze betalen jaarlijks geld aan het
Participatiefonds die uitkeringen betaalt. Hiervoor
worden ze niet gecompenseerd. Door die hoge
werkloosheidskosten alleen al zullen schoolbesturen in
2014 nog eens 500 werknemers moeten ontslaan. Ze
komen zo in een vicieuze cirkel terecht waar ze zonder
hulp niet makkelijk uitkomen.
3. Vooral jonge leerkrachten zullen de dupe zijn, is de
voorspelling. Dat komt vooral omdat veel jonge
docenten tijdelijke contracten hebben die niet worden
verlengd. Hun oudere collega’s werken tegenwoordig
langer door. Het is maar de vraag of de jonge
leerkrachten straks weer voldoende te vinden zijn
wanneer veel oudere leraren met pensioen zijn. Het
ministerie van OCW en het Arbeidsmarktplatform PO
verwachten dat het lerarentekort in het primair
onderwijs zal toenemen van 1400 fte in 2016 naar 2700
fte in 2019. 4. Daar tegenover staat dat ook het aantal leerlingen is gedaald. Sinds 2009 (peildatum 1 oktober 2009) is het aantal leerlingen met zo’n 50.000 leerlingen afgenomen van 1,66 miljoen leerlingen naar 1,61 miljoen leerlingen in oktober 2012. Dat is een daling van ongeveer 3 procent. Naar verwachting zal dat aantal tot 2017 verderdalen tot 1,43 miljoen leerlingen, staat in de
Onderwijsbegroting 2013.
Maar relatief daalt het aantal leraren (9,5 procent)
sneller dan het aantal leerlingen (3 procent).
Naar verwachting zullen daardoor de klassen groter
worden. Dat is niet goed voor de ontwikkeling en
prestaties van leerlingen, blijkt uit recent onderzoek van
de Universiteit van Amsterdam. Kinderen die op de
basisschool les krijgen in kleinere klassen, ontwikkelen
als tiener betere cognitieve en niet-cognitieve
vaardigheden, hebben vervolgens een grotere kans te
gaan studeren en hun opleiding af te maken en
verdienen later meer geld dan leeftijdsgenoten die in
grotere klassen hebben gezeten.
6. De Algemene Rekenkamer is bezorgd dat het
geldgebrek een goede invoering van passend onderwijs
in de weg staat.
-Maar scholen hadden toch ook flinke reserves?
Enkele jaren geleden bestond het beeld dat de sector
primair onderwijs veel te rijk zou zijn. Dit was ernstig
overtrokken, zo bleek in 2012 uit onderzoek van de
Inspectie van het Onderwijs. Er zijn inderdaad
schoolbesturen die volgens de Inspectie meer vermogen hebben dan strikt noodzakelijk, maar dit is een relatief
zeer kleine groep. De afgelopen jaren draaide juist meer
dan de helft van de schoolbesturen verlies en namen de
vermogens steeds verder af. Schoolbesturen moeten
stevig ingrijpen om de financiële continuïteit van de
organisatie niet in de gevarenzone te laten komen.
-Hadden scholen dit niet kunnen zien aankomen en
eerder moeten proberen het tij te keren?
Dat heeft het gros van de schoolbesturen ook gedaan.
Zoals gezegd waren de gevolgen van de financiële
problemen voor de buitenwereld lange tijd niet zo
zichtbaar omdat de besturen probeerden oplossingen te
vinden die niet ten koste gingen van leerlingen. Ze
hebben dus niet stil gezeten. De PO-Raad heeft de
afgelopen jaren ook al meerdere malen hierover aan de
bel getrokken. In de Volkskrant van februari vorig jaar
waarschuwden we bijvoorbeeld al voor het ontslag van
leraren.
Daarbij komt dat niet op alle ontwikkelingen is te
anticiperen. Demografische krimp is te voorzien, maar
hoe krimp uitwerkt op een specifieke school is niet
helemaal te voorspellen. Daardoor is het niet altijd even
gemakkelijk om op zulke ontwikkelingen te anticiperen.
Er zijn tot slot ook directe financiële verplichtingen die
scholen niet kunnen voorzien, zoals de compensatie voor
de gestegen werkgeverslasten.
-Wat moet er gebeuren om de problemen op te lossen?De PO-Raad heeft de staatssecretaris gevraagd om de
sector te ondersteunen: in elk geval moet de negatieve
spiraal doorbroken worden dat ontslagen leiden tot hoge
werkloosheidskosten en dat het betalen daarvan leidt
tot nieuwe ontslagen.
De PO-Raad wil daarnaast ‘rust’ in het onderwijsbeleid.
In de huidige, roerige tijden moet niet worden
onderschat wat onzekerheid over financiën doet bij
schoolbesturen. Onzekerheid over en continue
aanpassing van de bekostiging doen afbreuk aan de
energie om langetermijnambities te verwezenlijken. De
PO-Raad vraagt de overheid daarom om een stabiel en
koersvast beleid, waarin schoolbesturen de ruimte
krijgen om de verwachtingen waar te maken.
-En scholen en hun besturen zelf, wat kunnen zij doen om
de problemen te lijf te gaan?
De afgelopen jaren zijn schoolbesturen op allerlei
fronten bezig geweest een efficiencyslag te maken. Van
het doorlopen van nieuwe aanbestedingsprocedures
voor de schoonmaak tot gezamenlijke inkoop van
scholing en energie, er is veel geprobeerd om de kosten
zo laag mogelijk te houden. Schoolbesturen blijven zich
daarvoor inzetten, al is zoals gezegd de rek er verder
echt uit.
© Nationale Onderwijsgids