‘Ik denk dat zo’n inclusieve taalgids meer kwaad doet dan goed’

Met een inclusieve taalgids pleit het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS) voor inclusief en neutraal taalgebruik in het onderwijs. Half april kwam de leerlingenorganisatie met tips voor taal die beter zou passen in deze tijd – en dat maakte flink wat los. Wij vroegen twee leerkrachten wat zij vinden van de suggesties in de taalgids. 

‘Hoog- en laag-opgeleid’, ‘zwarte scholen’ of ‘de gouden eeuw’: als het aan het LAKS ligt, zijn deze woorden binnenkort verleden tijd. In een inclusieve taalgids benoemt het LAKS alternatieve opties, die kansengelijkheid bevorderen en voorkomen dat leerlingen zich gestigmatiseerd of buitengesloten voelen. Zo stelt de leerlingenorganisatie voor om ‘goedemorgen jongens en meisjes’ te vervangen voor het inclusievere ‘goedemorgen allemaal’. En als je de klas in tweeën verdeelt: doe dat dan niet aan de hand van gender.

In de gids staan tips voor het taalgebruik in de klas, maar ook voor beleidstaal in het onderwijs. Het LAKS spreekt bijvoorbeeld liever van ‘doubleren’ dan van ‘blijven zitten’ en van ‘onderwijsrichting’ in plaats van ‘onderwijsniveau’. Dat laatste om te benadrukken dat het een niet beter is dan het ander.

‘Goede suggesties’

“Ik zeg eigenlijk altijd ‘goedemorgen allemaal’ als leerlingen de klas inkomen”, zegt Ingeborg, die lesgeeft aan combinatieklas 6/7/8 op een basisschool in Maastricht. “Niet omdat ik nou zo genderbewust ben, maar omdat ik het belangrijk vind om iedereen mee te nemen.” Meestal noemt ze leerlingen bij de naam, omdat dat persoonlijker is.

Over de taalgids is de leerkracht wel te spreken. Na de ophef in de media heeft ze hem meteen gecheckt. “Op Twitter wordt van alles geroepen, waarvan veel niet klopt. Dus ik wilde weleens zien wat er precies in stond.”

Ingeborg noemt het “een mooi opgemaakte gids” en “lekker leesbaar”. Ze vindt de suggesties juist wel goed. Zo stoorde ze zich al langer aan woorden als ‘op- en afstromen’ als iemand van mavo naar havo gaat, of andersom. Het LAKS adviseert ‘doorstromen’ te gebruiken, of ‘switchen’. “Dat laatste heeft mijn persoonlijke voorkeur, het is minder hiërarchisch.”

Concreet taalgebruik

Ook is ze voorstander van bijvoeglijke naamwoorden in plaats van zelfstandige naamwoorden. Dus niet ‘een thuiszitter’ voor een leerling die een periode niet naar school gaat, maar ‘een thuiszittende leerling’. “Want een leerling is meer dan een thuiszitter.” Bij termen als ‘hoog- en laagopgeleiden’ is ze het met het LAKS eens gewoon te benoemen waar je het over hebt. Mbo, hbo of wo?

Vanwege de meivakantie en de Koningspelen heeft Ingeborg het niet uitgebreid met collega’s gehad over de taalgids. Wel merkt ze dat taalgebruik regelmatig onderwerp van gesprek is, vooral op het mbo, hbo en wo, waar ze regelmatig gastdocent is. “Basisschoolleerlingen zijn minder bezig zijn met hun gender en identiteit, dat komt vaak op de middelbare school pas.”

Advies, geen voorschrift

Tegelijkertijd denkt Ingeborg niet “dat we meteen in de kramp moeten schieten als iemand wel een keer ‘jongens en meisjes’ zegt. Niet alle woorden zijn meteen vanzelfsprekend. Ik ben zelf 50+, en ook niet roomser dan de paus. Het is soms wennen. Maar de taalgids lijkt me een mooie aanzet om het gesprek hierover aan te gaan. Bovendien was het heel nadrukkelijk verwoord als advies, niet als voorschrift.”

Dat veel mensen het wel als voorschrift hadden opgevat, blijkt uit de storm van kritiek die het LAKS kreeg in de media en politiek. Er zijn zelfs medewerkers bedreigd, heeft het LAKS laten weten. Wybren van Haga (Belang van Nederland) stelde Kamervragen over de gids en noemde het initiatief ‘wokegedram’. Het onderwijs heeft volgens hem wel grotere problemen dan ‘correct taalgebruik’. Ook veel docenten vinden dat niemand ze mag vertellen hoe ze zich moeten uiten, meldt AD. Daarnaast dachten sommige leraren dat het een verlate 1-aprilgrap was.

Rechttoe rechtaan

Natuur- en scheikundedocent Willeke is het grotendeels eens met de kritiek op de inclusieve taalgids. “Ik vind het heftig dat je geen ‘jongens of meisjes’ meer zou mogen zeggen, terwijl de meeste leerlingen dat wel zijn. Dan doe je alsof dat onderscheid niet meer bestaat. Alsof je geen jongen of meisje meer mág zijn. En je gooit een groot deel van je taal weg.”

Ze geeft les op een school in Bunschoten-Spakenburg, aan vmbo- en havoleerlingen, die in Willekes woorden ‘vrij rechttoe rechtaan’ zijn. Net als de docent zelf. Maar dat betekent niet dat ze nooit op haar woorden let. Als ze islamitische leerlingen bijvoorbeeld iets wil vragen over de Ramadan, vraagt ze van tevoren of dat oké is. En dat ze geen antwoord hoeven geven als ze dat niet willen. “Ik wil niemand kwetsen.”

Deftiger woord

In haar klassen zitten ook leerlingen die bijvoorbeeld als meisje zijn geboren en een jongen willen zijn. Willeke: “Dat respecteer ik. Maar dan spreek ik ze toch gewoon aan als ‘jongen’? Er is maar een heel klein groepje dat zich geen van beide voelt. Moeten we daar dan onze hele taal op aanpassen? Dat gaat mij wel ver.”

Met het woord ‘doubleren’ in plaats van ‘blijven zitten’ kan de natuur- en scheikundedocent niet zo veel. “Doubleren is gewoon een deftiger woord voor blijven zitten, je bedoelt er hetzelfde mee. Je kunt er een andere naam aan geven, maar ik vraag me of dat het vervelende gevoel bij een kind weghaalt.” Hetzelfde geldt volgens Willeke voor ‘hoog- of laagopgeleid’.

Woorden doen ertoe

Volgens de woordvoerders van de PO-raad en de VO-raad doen woorden er wel degelijk toe. Thijs den Otter van de PO-raad kan er kort over zijn, mailt hij: “Het is niet aan ons om voor te schrijven hoe leerlingen in de klas worden aangesproken, maar in zijn algemeenheid vinden we dit initiatief van het LAKS een welkome bijdrage aan het debat over kansengelijkheid.”

De reactie van Stan Termeer van de VO-raad komt hiermee overeen. “Het LAKS communiceert duidelijk dat het tips zijn, geen voorschriften”, zegt hij. “Dat lijkt niet iedereen begrepen te hebben. Wij vinden het goed dat leerlingen vanuit hun perspectief suggesties doen. Het is aan scholen zelf hoe ze dat oppakken. Dat zal van school tot school verschillen.” Daarbij is taal altijd in beweging, stelt hij. “Sommige woorden en uitdrukkingen die we tien jaar geleden normaal vonden, vinden we nu ook niet meer normaal.”

Polarisatie

Willeke begrijpt dat de taalgids niet als voorschrift is bedoeld, maar denkt toch dat het polariserend werkt. “Ik denk dat het meer kwaad doet dan goed. Als mensen dit soort voorbeelden horen, gaan ze meer op hun strepen staan. En de samenleving is al zo verdeeld. Zo’n gids versterkt dat alleen maar verder.”

Ze is wel van mening dat het gesprek over taalgebruik ergens moet plaatsvinden. Daar is Ingeborg het mee eens. “Niet schreeuwend op Twitter, maar in de lerarenkamer. Welke keuzes maken we? En welke impact kunnen woorden hebben op een leerling?”

Is het relevant?

Toch hoeft niet alles benoemd te worden, vinden de twee leerkrachten. Soms is het beter om iets juist níet te benoemen. Willeke: “Waarom zou ik zeggen dat een leerling een beperking heeft, als dat helemaal niet van belang is?”

Ook Ingeborg ziet vaak dat onderwijsprofessionals kenmerken van een leerling benoemen die er helemaal niet toe doen. Bijvoorbeeld in het geval van nieuwkomers. Daar besteedt het LAKS ook aandacht aan in de taalgids. “In bepaalde rapporten is het misschien relevant om te zeggen dat iemand een migratieachtergrond heet. Maar vaak ook helemaal niet. Laten we wat minder labels op leerlingen plakken.” 

Door: Nationale Onderwijsgids / Bente Schreurs