Interactief voorlezen leidt tot een betere probleemoplossing bij kleuters

Interactief prentenboeklezen kan de flexibiliteit, vloeiendheid en originaliteit van kinderen verbeteren bij het bedenken van mogelijke oplossingen voor een probleem. Dat concluderen Joris Van Elsen (Universiteit Antwerpen), Leen Catrysse van de vakgroep Online Leren en Instructie aan de Open Universiteit en Sven De Maeyer (Universiteit Antwerpen). Dat meldt de Open Universiteit.

Van Elsen en collega's onderzochten het effect van interactief voorlezen van prentenboeken op het probleemoplossend vermogen van kleuters, een belangrijke 21e-eeuwse vaardigheid. Interactief voorlezen wil zeggen dat de leerkracht een prentenboek voorleest en daarbij de kinderen vragen stelt over hoe een boekpersonage een probleem kan oplossen. Zo worden zij gestimuleerd om creatief na te denken en te discussiëren over mogelijke oplossingen.

Probleemoplossing stimuleren 

Uit het onderzoek blijkt dat kleuters hun probleemoplossende vaardigheden kunnen oefenen en verbeteren wanneer ze de gelegenheid krijgen om mogelijke oplossingen voor problemen te bespreken. Interactief prentenboeklezen is dus een gemakkelijk toegankelijke, leuke en effectieve manier om creatieve probleemoplossing te stimuleren. Wel bleken kinderen die verlegen of zenuwachtig zijn minder goed te presteren. Een prettige sfeer en kleine groepjes met een mix van kinderen met verschillende verbale niveaus zijn hierbij van belang.

Experiment 

Aan het quasi-experiment namen 130 kinderen tussen 4 en 6 jaar oud deel. Tijdens vijf interactieve leessessies in kleine groepjes werden zij aangespoord om mogelijke oplossingen te bedenken voor de problemen waar de boekpersonages tegenaan liepen. Voorafgaand aan het experiment maakten ze een test. Ze kregen een plaatje te zien van een personage dat niet bij een bal kan. Ze moesten zoveel mogelijk oplossingen verzinnen om het personage te helpen, met behulp van de voorwerpen die op het plaatje stonden afgebeeld. In de experimentele groep las de leerkracht de kinderen gedurende vijf dagen voor uit prentenboeken. Daarbij stelde de leerkracht hen vragen over mogelijke oplossingen voor problemen waar de personages mee kampten. De leerkrachten uit de controlegroep lazen de boeken alleen voor. Ten slotte maakten alle kinderen een eindtest die leek op de begintest. Hierbij bepaalden de onderzoekers hoeveel oplossingen ieder kind bedacht (fluency), uit hoeveel categorieën deze oplossingen bestonden (flexibility) en in hoeverre een kind andere oplossingen bedacht dan zijn klasgenootjes (originality). De onderzoekers presenteerden hun onderzoek tijdens de EARLI-conferentie in Thessaloniki, Griekenland. Hier presenteerden en bediscussieerden onderzoekers van over de hele wereld de nieuwste inzichten op het gebied van leren en instructie, met als speciaal thema 'Onderwijs als hoop in onzekere tijden'.

Door: Nationale Onderwijsgids