Effectieve manieren om NT2-leerlingen in lagere klassen Nederlands te leren
NT2-leerlingen kunnen bij de start van de basisschool moeite hebben met de uitspraak van Nederlandse klanken. Er lijkt echter geen specifieke of extra instructie of oefening nodig te zijn om de correcte uitspraak van het Nederlands aan te leren. Uitspraakfouten bij jonge kinderen verdwijnen in de loop van de tijd vanzelf, naarmate ze meer zijn blootgesteld aan de Nederlandse taal. Vooral tijdens de sensitieve fase – die loopt tot het einde van de puberteit – kunnen leerlingen een hoog beheersingsniveau behalen in de tweede taal. Dat meldt de Kennisrotonde.
Leerlingen die opgroeien met een andere moedertaal dan het Nederlands komen op de basisschool vaak voor het eerst in aanraking met de Nederlandse taal. De klankarticulatie in de moedertaal is dan al voor een deel ontwikkeld. Dit kan invloed hebben op de uitspraak van Nederlandse klanken.
Uitspraak
Uit de beperkt beschikbare onderzoeksresultaten valt op te maken dat de ontwikkeling van de uitspraak van de tweede taal min of meer automatisch verloopt bij jonge kinderen. Eventuele uitspraakfouten verdwijnen in de loop van de tijd vanzelf door intensieve blootstelling aan de Nederlandse taal op school.
Dat blijkt onder meer uit onderzoek dat is gedaan met behulp van de Taaltoets Alle Kinderen (TAK). In deze toets zit een klankarticulatietaak waarbij leerlingen woorden moeten nazeggen. Voor alle leeftijdsgroepen blijkt dat leerlingen met Nederlands als moedertaal hoger scoren dan NT2-leerlingen. De verschillen tussen de groepen nemen in de loop van de tijd echter steeds meer af. En op 9-jarige leeftijd scoren de NT2-leerlingen, net als de leerlingen met Nederlands als moedertaal, bijna honderd procent correct op deze taak.
Kritieke periode-hypothese
Dat jonge leerlingen in staat zijn om – met voldoende en kwalitatief goede input door moedertaalsprekers – een tweede taal tot op een hoog niveau te verwerven, sluit aan bij de kritieke periode-hypothese. Volgens deze hypothese is het alleen mogelijk om een taal op moedertaalniveau te leren beheersen – zonder expliciete instructie – tussen de vier en twaalf jaar. Na hun twaalfde zou het volgens die hypothese niet meer mogelijk zijn om de uitspraak van een tweede taal te verwerven op het niveau van een moedertaalspreker.
Inmiddels is duidelijk dat er geen sprake is van een dergelijk ‘kritieke periode’. Sommige mensen zijn in staat om ook na de puberteit een tweede taal op moedertaalniveau te verwerven. Daarom spreekt men nu van een sensitieve periode. Deze periode loopt tot het eind van de puberteit en geldt (waarschijnlijk) vooral voor uitspraak en grammatica.
Uitspraakontwikkeling
Aangezien kleuters in het begin van de sensitieve periode zitten, hebben zij geen extra instructie of oefening nodig om de correcte uitspraak van het Nederlands te ontwikkelen. Het is wel belangrijk dat de leerkracht erop let dat de uitspraakontwikkeling van de kleuters verloopt zoals verwacht mag worden op basis van kenmerken van hun moedertaal. Als kleuters klanken afwijkend uitspreken die niet te verklaren zijn door invloed van hun moedertaal, kan er sprake zijn van een taalontwikkelingsstoornis. Dat geldt ook als kleuters heel veel moeite hebben met het uitspreken van klanken.
Door: Nationale Onderwijsgids