Logo_download__1_

(Novum) - De overheid bemoeit zich nog altijd intensief met het onderwijs op de scholen en de verhouding tussen politiek en onderwijs is nog altijd verstoord. Uit angst vernieuwingen op te dringen gaan politici bovendien discussies over het onderwijsstelsel uit de weg. Dat concludeert de Onderwijsraad in een rapport dat donderdag is gepresenteerd in Den Haag.

Daarmee is de invloed van de commissie die in 2008 de grootschalige onderwijsvernieuwingen uit de jaren negentig onder de loep nam beperkt geweest. De Onderwijsraad stelt dat de overheid zich vooral moet richten op kerntaken zoals lerarenbeleid en samenhang in het onderwijs. Bovendien zou de politiek meer de samenwerking moeten zoeken met het onderwijs.

Op verzoek van de Tweede Kamer bekeek de Onderwijsraad hoe de overheid vandaag de dag omgaat met de manier waarop het onderwijs in Nederland wordt vormgegeven. Centraal stond de vraag of de politiek lering heeft getrokken uit de aanbevelingen van een commissie die in 2008 de grootschalige onderwijsvernieuwingen uit de jaren negentig onder de loep nam.

Die commissie, onder leiding van toenmalig PvdA-Kamerlid Jeroen Dijsselbloem, uitte destijds stevige kritiek. In korte tijd waren de basisvorming, tweede fase en het vmbo ingevoerd. De commissie adviseerde de overheid geen vernieuwingen door te voeren zonder de effecten daarvan te meten. De overheid moest het onderwijs weer toe laten komen aan onderwijs, concludeerde de commissie.

"Aanvankelijk herstelde de commissie-Dijsselbloem het vertrouwen van het onderwijsveld in de overheid door stevige kritiek te leveren op de politiek van de voorafgaande jaren", aldus de Onderwijsraad. "Die vertrouwen hield echter geen stand, mede doordat aanbevelingen van de commissie niet in de praktijk werden gebracht."