Normal_papa_voorlezen_lezen346

Lezen en voorlezen gaan structureel onderdeel uitmaken van het beleid op consultatiebureaus, op mbo-opleidingen en in het curriculum van lerarenopleidingen (pabo’s). Afgelopen week nam de Tweede Kamer een zevental moties aan waarin dit wordt vastgelegd. Dat meldt Stichting Lezen. 

De maatregelen kunnen structureel bijdragen aan het terugdringen van taalachterstanden en het versterken van de leesvaardigheid bij kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar, aldus Gerlien van Dalen, directeur van Stichting Lezen. “Met het aannemen van deze moties wordt laaggeletterdheid aangepakt bij de wortel. Zo voorkom je dat kinderen school met een leesachterstand verlaten: een achterstand die later nauwelijks in te halen valt, “ aldus Van Dalen.

Met de aangenomen moties wordt de zogenoemde doorgaande leeslijn verder versterkt. Alle kinderen komen vanaf hun geboorte tot hun 18e levensjaar – vanaf het eerste bezoek aan consultatiebureaus, via het basis-, voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs – ononderbroken in aanraking met lezen en leesbevordering. “Door deze maatregelen kunnen we de professionals op consultatiebureaus en op scholen nog beter toerusten om alle kinderen (voor) te laten lezen”, stelt Van Dalen.

Volgens Tweede Kamerlid Tanja Jadnanansing (PvdA) kan lezen voor de vijfhonderdduizend jongeren op het mbo grote toegevoegde waarde hebben: “Toen ik laatst aan een jongere vroeg waarom hij niet aan een scholendebat wilde meedoen, was zijn antwoord: ‘ik wil wel, maar heb de woorden niet’. Lezen en leesbevordering helpt deze jongeren om meer woorden te krijgen en dat mogen we ze niet onthouden,” aldus Jadnanansing.

© Nationale Onderwijsgids