Logo_rijksuniversiteit_groningen_logo

Uit een literatuurstudie van de Rijksuniversiteit Groningen blijkt dat docenten het drukke en afgeleide gedrag van kinderen met ADHD kunnen verminderen door gericht in te grijpen. Een klasseninterventie, waarbij gewenst gedrag wordt beloond en ongewenst gedrag wordt gecorrigeerd, zou het beste werken. Dit meldt de Rijksuniversiteit Groningen.  

In het onderzoek komen drie verschillende soorten klasseninterventies naar voren die allemaal effectief zouden zijn. Bij de eerste interventie wordt de omgeving waarin wordt geleerd veranderd, zoals de inrichting van de klas, taak of instructie. De basis van de tweede interventie is beloning van gewenst gedrag, bijvoorbeeld door complimenteren. Ongewenst gedrag corrigeren is hierbij vaak nodig met terechtwijzingen. Bij de derde interventie leren de leerlingen manieren om hun eigen gedrag en taakaanpak zelf te regelen. De tweede en derde interventie blijken uit de studie het meeste effect te hebben.

Uit het onderzoek is gebleken dat de interventies het effectiefste zijn in reguliere klassen. Volgens de onderzoekers is dit gunstig, omdat meer kinderen met ADHD in het gewone onderwijs terecht zullen komen, vanwege passend onderwijs. De interventies blijken uit het onderzoek ook goed te zijn voor de andere leerlingen in de klas. Op welke manier een docent ingrijpt, hangt af van de kenmerken van het kind en de functie van zijn of haar ADHD-gerelateerd gedrag.

Docenten zouden nu niet genoeg kennis en vaardigheden hebben om kinderen met ADHD goed te helpen. Daarom pleiten de onderzoekers voor een training in de klasseninterventies voor de leerkrachten.

© Nationale Onderwijsgids