Logo_ocw_onderwijs356

Het kabinet gaat duidelijke keuzes maken in zijn wetenschapsbeleid, om de maatschappelijke impact van wetenschap te vergroten. Middelen en energie worden gerichter ingezet, met meer oog voor wetenschappelijke sterkten, maatschappelijke uitdagingen en economische kansen. Universiteiten gaan zich nog meer profileren dan ze nu al doen, wetenschappelijke instituten moeten hun bestaansrecht blijven bewijzen en er komt meer ruimte en waardering voor onderzoekers die zich bezig houden met onderwijs en kennistoepassing. De typisch Nederlandse verbinding tussen onderzoek en onderwijs wordt versterkt. Naast meer focus op thema’s kiest het kabinet er ook duidelijk voor dat vrij en ongebonden onderzoek blijft gewaarborgd, want dat is de noodzakelijke voedingsbodem voor wetenschappelijke ontwikkelingen in de toekomst.

Wetenschappers, universiteiten, hogescholen en het bedrijfsleven gaan samen met maatschappelijke organisaties en betrokken burgers de Nationale Wetenschapsagenda bepalen. Hierin komen de thema’s waar de wetenschap zich de komende jaren op moet gaan richten. In de Nationale Wetenschapsagenda worden de krachten van alle verschillende partijen gebundeld en wordt samenwerken tussen wetenschappelijke instellingen, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties gestimuleerd. In 2015 komt de kenniscoalitie, bestaande uit de universiteiten, hogescholen, KNAW, NWO, VNO/NCW, instituten voor toegepast onderzoek (TO2) en MKB Nederland met de invulling van de agenda.
 
Het kabinet stelt structureel €50 miljoen beschikbaar voor onderzoekers van universiteiten, hogescholen, en publieke kennisinstellingen die Europese onderzoeksubsidies binnenhalen. Door bij te dragen in de kosten van de matching behouden de instellingen meer ruimte in de eerste geldstroom dat kan worden ingezet voor vrij en ongebonden onderzoek. De promotieprikkel voor universiteiten om zoveel mogelijk promovendi te hebben, wordt daarentegen verlaagd. Maximaal 20% van hun financiering zal nog op basis van het aantal gepromoveerden zijn, het vrijgekomen geld wordt ingezet voor de profilering van de instellingen, dit kan maximaal oplopen tot €95 miljoen.
 
De bekostiging van universiteiten wordt stabieler en voorspelbaarder omdat er voortaan wordt gerekend met driejarige gemiddelden. Hierdoor wordt het makkelijker voor universiteiten om te investeren in langduriger fundamenteel onderzoek. In 2015 wordt er met de universiteiten een nieuw hoofdlijnenakkoord gesloten. Hierin zetten zij een volgende stap in hun profilering, die sterk zal aansluiten bij de thema’s uit de wetenschapsagenda.
 
Er komt een permanente nationale commissie bij NWO die geld dat wordt besteed aan bijvoorbeeld databanken of grote telescopen, de wetenschappelijke infrastructuur, strategischer in gaat zetten in lijn met de wetenschapsagenda. Ook moet de NWO flexibeler en met meer slagkracht kunnen inspelen op maatschappelijke uitdagingen. Programmering de verdeling van het budget komen bij één centrale Raad van Bestuur te liggen. Dit vergemakkelijkt en versterkt de samenwerking tussen wetenschappelijke disciplines en met maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven.
 
Het is van belang voor wetenschappers om zich ook te ontwikkelen op het gebied van onderwijs en op het gebied van ondernemerschap en valorisatie. Het is belangrijk dat er voor promovendi verschillende carrièrepaden zijn, zij moeten ook kansen krijgen buiten de wetenschap. Het kabinet sluit daarom een promotieakkoord met het bedrijfsleven met als doel het aantal promovendi in het bedrijfsleven en bij de overheid in de komende tien jaar met honderden te vergroten. Om buitenlands toptalent aan te trekken, gaan we de Nederlandse wetenschap meer promoten in het buitenland. Zo zullen wetenschappers vaker mee gaan bij missies van het kabinet aan het buitenland. 
 
© Nationale Onderwijsgids