Normal_juliette_maltha_nieuw

Door de invoering van het ‘passend onderwijs’ zullen steeds meer docenten in het regulier onderwijs geconfronteerd worden met leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum. Maar hoe gedraagt, communiceert en denkt een kind met ASS? En hoe kan je deze leerlingen het best helpen?

Door Julliete Maltha

Autisme is een stoornis met vele gezichten, iets wat de herkenning en begeleiding van deze leerlingen lastig maakt. Toch zijn er ook grote overeenkomsten in het gedrag en denken van deze kinderen.

Beperking in sociale interactie
Kinderen met autisme kunnen zich onvoldoende inleven in de bedoelingen, gedachten en gevoelens van andere leerlingen. Ze vinden het moeilijk de subtiele en informele regels van de omgang met anderen te begrijpen. Waardoor deze kinderen aan de ene kant kwetsend over kunnen komen, terwijl ze aan de andere kant zelf heel kwetsbaar zijn. Dit is bijvoorbeeld te herkennen aan A-typisch oogcontact (iemand niet aankijken, of juist te lang) of voor hun beurt praten.

Beperking in de communicatie
Voor kinderen met autisme is het moeilijk om in een gesprek ordening aan te brengen. Abstract en figuurlijk taalgebruik is voor hen lastig te begrijpen, ze nemen de dingen die gezegd worden letterlijk. Letterlijk napraten wat een ander zegt (echolalie) is hier een kenmerk van.

Beperking in interesses
Kinderen met autisme kunnen zich verliezen in bepaalde onderwerpen of hobby’s. Ze houden sterk vast aan bepaalde gewoonte, volgorde van gedrag en routines. Op deze manier weten ze wat ze kunnen verwachten en beschermen ze zichzelf tegen de verwarrende buitenwereld. Dit kan leiden tot ernstige woedeaanvallen bij verandering.

Wat kan ik doen als ik een leerling met ASS in de klas heb? 
  • Verdiep je in de stoornis. Een kind met autisme past zich niet aan, de docent of begeleider moet zich aanpassen.
  • Geef positieve feedback, met negatieve kritiek geef je niet aan wat ze wél moeten doen.
  • Wordt niet boos, dit zorgt voor extra prikkels en komt niet aan. Spreek rustig en geef je feedback zo kort en concreet mogelijk.
  • Noem eerst de naam van de leerling, voordat je iets zegt. Trek de aandacht.
  • Benoem het doel van de les, zodat de leerling weet wat de hoofdzaak is.

© Nationale Onderwijsgids