‘Dicht het gat in de woordenschat en kinderen krijgen onderwijskansen’. Dat is het idee achter woordenschat-programma’s. Diepgaand Amerikaans onderzoek wijst echter uit dat die stelling een over-simplificering is van het probleem waar achterstandsleerlingen tegenaan lopen. ‘Vooral het gebruik van het woord ‘gat’ is contraproductief’, aldus de onderzoekers. ‘Het suggereert dat een taalachterstand kan worden ingehaald door woorden te gieten in een verondersteld leeg kinderhoofd’.

‘Gat’ in de woordenschat
Pakweg twintig jaar geleden constateerde men dat onderwijsachterstand samenhing met een tekort aan woorden. De oplossing leek simpel: woorden leren. Allerlei programma’s werden ontwikkeld waarmee lijsten woorden aan de hand van plaatjes, spelletjes, boekjes en liedjes konden worden getraind. Maar net zoals voor het bouwen van een huis meer nodig is dan bakstenen stapelen, zo is voor woordenschat iets anders vereist dan een set woorden trainen. Een woord krijgt pas inhoud als een kind ervaring ermee heeft in de werkelijkheid. Over iets praten in betekenisvolle situaties is onontbeerlijk om de woordkennis te laten beklijven. Anders rollen de woorden als los bouwmateriaal langs het kind af. ‘Kwalitatief goed taalaanbod in conversaties stimuleert de cognitieve ontwikkeling. In het kielzog daarvan volgt de woordenschat vanzelf’, stelde The New York Times in een artikel naar aanleiding van het longitudinale onderzoek onder 1300 kinderen van 0 tot 15 jaar. Samen naar iets kijken en erover praten, dagelijkse rituelen zoals in bad gaan aangrijpen voor conversaties, gesprekken voeren over wat je samen doet: het blijkt beter de taal te stimuleren dan welke training ook. 
 
Ontdekken in plaats van leren
De Amerikaanse studie betrof vooral kinderen uit lagere inkomensgroepen. Het is bekend dat zij in de eerste levensjaren beduidend minder woorden aangeboden krijgen. Toch is dat niet de reden waarom zij een achterstand in de woordenschat  oplopen. Kinderen leren namelijk niet één op één de woorden die hun ouders zeggen, maar ontdekken, in het taalaanbod dat zij horen, hoe iets heet. Ze ontwikkelen al pratende een zoekstrategie om erachter te komen wat de naam is van de dingen die zij zien. 
Het stap voor stap duizenden woorden leren, week in week uit, stimuleert die zoekstrategie niet. Woordlijsten afwerken zet de communicatie tussen het kind en zijn omgeving zelfs klem. Het levert gekunstelde conversaties op en daarvan keren kinderen zich af. Maar hoe maak je ouders, die van naturen niet zo praatgraag zijn, bewust van hun belangrijke rol in het proces. Aan de hand van films en kijkvragen, zoals de methode TOLK voor taalontwikkeling! doet, is het mogelijk om met ouders in gesprek te gaan over waarom praten , zingen en vertellen goed zijn voor de taalontwikkeling. De werkwijze enthousiasmeert voor dagelijkse gesprekjes ongeacht de moedertaal. Zo ontwikkelen kinderen hun woord-ontdek-strategie en daar kunnen ze een leven lang mee vooruit. 


(foto: Katherine Taylor - the New York Times)

Meer weten?

© Nationale Onderwijsgids / Dorine Verheijden