Normal_voorlezen_kinderen__still_

Het voorlezen uit prentenboeken levert een goede bijdrage aan de reken-wiskundige ontwikkeling van kleuters. Dit concludeert professor van de Universiteit Utrecht Marja van den Heuvel-Panhuizen. Kleuters die een voorleesprogramma volgden boekten 22 procent meer vooruitgang. Het effect was bij meisjes nog eens driemaal zo groot als bij jongens. Dit meldt het Leesplein. 

Van den Heuvel-Panhuizen bekeek de reken-wiskundige ontwikkeling van kleuters die een voorleesprogramma met gewone prentenboeken volgden en vergeleek de resultaten met die van kleuters die geen prentenboeken voorleesprogramma volgden. De kleuters werden drie maanden lang, twee keer per week, voorgelezen uit 24 verschillende prentenboeken. De prentenboeken die gebruikt werden waren gewone prentenboeken uit winkels en bibliotheken. Negen klassen volgenden het voorleesprogramma en negen andere klassen diende als controlegroep: zij volgenden het gewone rekenen-wiskunde programma. 
 
Van den Heuvel-Panhuizen concludeert dat de kinderen die het voorleesprogramma volgende 22 procent meer vooruitgang boekten in hun reken-wiskundige ontwikkeling dan de kinderen uit de controlegroep. De kinderen legden na de drie maanden een speciaal ontwikkelde toets af. Uit de resultaten blijkt ook dat er een verschil is tussen de ontwikkeling van jongens en meisjes. Het voorleesprogramma had een significant effect op de toetsscore van de meisjes, bij de jongens was dit niet zo. Het effect was bij de meisjes maar liefst drie maal groter dan bij de jongens.
 
In gewone prentenboeken zit vaak een aspect dat de reken-wiskundige begripsontwikkeling van kinderen ondersteunt. Bijvoorbeeld in het verhaal over de wachtkamer waar iemand vijfde is, maar dat natuurlijk niet blijft. De leerkrachten mochten in het onderzoek niet steeds aan de kinderen vragen of ze reken-wiskundige vraagstukken uit het boek begrepen of niet. Zij moesten 'het boek het werk laten doen'. Wel wilde Van de Heuvel-Panhuizen dat de leraren een vragende en onderzoekende houding aannamen, zodat de kinderen die gingen overnemen en actief bij het verhaal betrokken raakten.
 
© Nationale Onderwijsgids